Jonathan Israel over Spinoza en de Verlichting
26 05 07 - 00:00 - Categorie: maatschappijJonathan Israel is een Engelse historicus die onder andere is gespecialiseerd in de Nederlandse geschiedenis van de Verlichting en het Europese jodendom.
Tijdens het jubileumcongres ter gelegenheid van het 150-jarig bestaan van de vrijdenkersvereniging De Vrije Gedachte hield hij eind 2006 in hotel Krasnapolsky in Amsterdam een toespraak over Spinoza en de vrijdenkers van de Verlichting, de voorlopers van de vrijdenkers van nu en van de seculiere maatschappij, waarin waarden als democratie en individuele vrijheid centraal staan.
Jonathan Israël betoogt dat de invloed van Spinoza (1632 - 1677) en de radicale Verlichting van de 18e eeuw op onze moderne opvattingen over vrijheid en geluk veel groter zijn dan in het algemeen wordt erkend, en dat er ten onrechte veel meer aandacht is voor de dominante, meer gematigde stroming van de Verlichting, die concessies bleef doen aan de macht van de kerk en de religieuze tradities. We moeten ons veel meer bewust zijn van de oorsprong en betekenis van de moderne humanistische en seculiere waarden, en er moet dus meer aandacht zijn voor de denkbeelden van de gemarginaliseerde radicalen.
Hieronder volgt een Nederlandse weergave van de toespraak.
Deze toespraak is als podcast te beluisteren op human.nl.
Ik kom hier om te praten over Spinoza en de vrijdenkers van de Verlichting in de 18e eeuw, de voorlopers van de huidige vrijdenkersvereniging. Maar het zal meer zijn dan stilstaan bij wat er voorafging aan het heden. De centrale beschuldiging door de meerderheid in alle landen in de 18e eeuw was niet dat de vrijdenkers en Spinoza gevaarlijk waren vanwege het idee van vrije gedachten op zich. Hun tegenwerping kwam vanuit het idee dat als iedereen de vrijheid heeft om zelf bepalen hoe hij wil leven en denken de morele orde zou worden ondermijnd en de maatschappij uiteen zou vallen.
Zelfs de dominante, gematigde hoofdstroming van de Verlichting keerde zich tegen de vrijheid van gedachten, laat staan de traditionalisten, reactionairen en de zeer machtige tegenverlichting, die een veel grotere rol speelde in de cultuurgeschiedenis van de 18e eeuw dan vaak wordt erkend.
Ik wil mijn toespraak toespitsen op de vraag hoe je een seculiere morele orde kan scheppen. Deze vraag stond volgens mij altijd al centraal binnen het vrijdenken, op het niveau van de politiek en psychologisch, maar ook wat betreft propaganda en strategie, en het is vandaag de dag nog steeds het centrale dilemma. Hoe kun je sceptici en critici ervan overtuigen dat het vrijdenken een positieve en emanciperende kracht kan zijn, emanciperend in de zin dat traditionele ideeën over de moraal en de sociale orde en het algemeen welzijn kunnen worden vervangen door nieuwe, seculiere opvattingen over het algemeen welzijn en orde.
Om te beginnen wil ik de aandacht vestigen op een verhaal dat voorkomt in een utopische roman die tegenwoordig nagenoeg vergeten is, maar die in de 18e eeuw heel populair was en veel werd gelezen, De reizen en avonturen van Jacques Massé [Voyages et aventures de Jacques Massé]. Frederik de Grote bezat een exemplaar van het boek, en vele mensen kenden het in de 18e eeuw. Het was geschreven door een gevluchte Hugenoot die in Deventer werkte als docent, Simon Tyssot de Patot. Het werd in 1714 gepubliceerd, zonder naam van de schrijver op het titelblad.
Inquisitie van Goa, beschreven door Charles Dellon.
In het boek komt een typische, symbolische passage voor. De held reist door de wereld, en komt op allerlei plaatsen, waaronder een akelig verblijf in de kerkers van de inquisitie in Goa. De meeste gevangenen daar verkeren in een ellendige staat, maar er bevindt zich één persoon die Massé leert dat een werkelijk vrij mens zich zelfs in de kerkers van de inquisitie vrij kan voelen. Het is een interessante Chinees, die Portugees spreekt, omdat hij in zijn jeugd tot het katholicisme is bekeerd door Jezuïtische missionarissen. De Chinees contrasteert opvallend met de fanatieke, dogmatische, wrede inquisiteurs. Terwijl de inquisiteurs alleen maar dogma's leerden, leerde de Chinees dat iedereen gelijk is. Uit persoonlijke, bittere ervaring had hij ervaren wat voor schade religieuze kwezelarij en dogma's kunnen aanrichten. Hij neemt daarom alle religieuze benamingen aan, inclusief het christendom, en noemt zichzelf universalist.
Terwijl het heilige officie Jacques Massey beroofde van zijn vrijheid en regeert over een duistere, sombere wereld zonder rationaliteit, maakt de ruimdenkende Chinees steeds meer indruk op hem tijdens hun discussies over filosofie en het vrijdenken, en hij overtuigt hem ervan dat de absurde theologische dogma's waarin de meesten geloven veel ellende aanrichten, en tot gevolg hebben dat de situatie van de mensen veel slechter is dan zou hoeven. Filosofisch gezien hebben die dogma's helemaal geen betekenis, laat staan enige waarde.
Deze Chinese universalist maakte geen kwalitatief onderscheid tussen de verschillende maatschappijen, godsdiensten of volken, want iedereen, ook godsdiensten, heeft goede en foute dingen. Er bestaat geen specifieke weg die een mens zou moeten volgen om te kunnen worden gered of te worden vervloekt.
Zijn morele filosofie is met dit concept doordrongen. En voor het geval iemand nog over het hoofd zou zien waar dit hoofdstuk over gaat, voegt hij een hint toe. Het karakter van de Chinees was een verborgen manier om iets over de filosofie van Spinoza te zeggen. Sinds de 17e eeuw was de filosofie van Spinoza totaal verboden in Nederland. Het lezen van zijn werk was verboden. Er mocht niet naar zijn ideeën worden verwezen, noch mocht er iets positiefs over worden gezegd. In de literatuur van de 18e eeuw vind je daarom alleen gecodeerde verwijzingen naar Spinoza.
BdS, initialen van Baruch of Benedictus de Spinoza. Titelblad van het Opera Posthuma, 1677.
Om te voorkomen dat iemand over het hoofd zou zien waar deze passage over ging, werd aangegeven dat het beroep van de Chinese universalist lenzenslijper voor microscopen was.
Dit komt overeen met andere verhulde verwijzingen die je soms ziet in 18e-eeuwse teksten door middel van de initialen BDS. Op de titelpagina van het posthuum in 1708 gepubliceerde werk van Spinoza stond vaak niet zijn naam, alleen zijn initialen werden vermeld. Deze werden een soort code, want je kon in de 18e eeuw niet direct steun uitspreken voor zijn ideeën. Openlijke steun kwam alleen voor in klandestine, illegale teksten. Daarom gebruikten mensen soms om problemen te voorkomen de initialen BDS, een code die door kenners direct werd hekend.
Tyssot de Patot had een rustig bestaan als docent in Deventer. Maar hij maakte in de jaren dertig in de 18e eeuw een fout, waardoor hij werd herkend als vrijdenker en Spinoza-aanhanger. Zijn loopbaan kwam onmiddellijk ten einde. Het leidde tot zijn ontslag, hij werd uit Deventer verbannen, in discrediet gebracht en volledig uit de gemeenschap uitgestoten, en stierf uiteindelijk in armoede in Brabant. Als je in de 18e eeuw als vrijdenker werd ontmaskerd, had dat ernstige gevolgen.
Het kernidee van Tyssot is dat de moraal niet afhangt van openbaringen of de biecht, maar berust op de beginselen van gelijkheid, gelijkwaardigheid en wederkerigheid. Het leven van de inspirerende Chinees volgt de leidraad: probeer anderen te behandelen zoals je zelf wil worden behandeld. Onze huidskleur mag dan verschillen, maar, volgens de kern van zijn idee,de ideeën van mensen lopen niet meer uiteen dan hun lichamelijk kenmerken.
Universalisme is volgens Tyssot de eerste leerstelling van alle ware religies. De opvatting dat ware godsdienst radicaal verschilt van bestaande georganiseerde geloven was een karakteristiek thema bij Spinoza, dat door hem in een anti-koloniale context wordt gebruikt. In zijn Tractatus Theologico Politicus komt een passage voor waar hij de relatie van Europa met Japan bespreekt, om te illustreren dat de vraag of religieuze sacramenten, de heilige communie en andere christelijke ceremonies waren geïnstitutioneerd door Christus en de apostelen of door theologen, wat Spinoza's opvatting is, niet het punt is waar het om gaat. Het punt is dat deelname aan religieuze ceremonies en het geloof in kerkelijke dogma's nooit nodig zijn voor het verkrijgen van verlossing. Als voorbeeld noemt Spinoza Japan: als je leeft in een land dat vijandig staat tegenover het christendom waar je dus niet aan ceremonies kan deelnemen - zoals dat gold in het Japan van de 17e eeuw, waar het verboden was voor buitenlanders om het christendom te praktiseren - dan kan dit op geen enkele manier het spirituele leven of de mogelijkheid van verlossing schaden. Nederlanders in Japan moesten om de wet van Japan niet te overtreden in opdracht van de OIC afzien van het recht hun godsdienst te praktiseren. Maar niemands welzijn kan volgens Spinoza afhangen van het wel of niet uitvoeren van de heilige communie of andere religieuze ceremonies.
Spinoza maakte vaak gebruik van het woord god, maar volgens de normen van de 18e eeuw was hij een atheist. Sommige filosofen in de 20e eeuw, en ook in de 17e en 18e eeuw, ontkennen dit atheïsme, en er wordt gezegd dat het woord in de 17e en 18e eeuw een andere betekenis had dan tegenwoordig. Om verwarring te voorkomen houden we vast aan de definitie van de 17e eeuw in plaats van nieuwe definities te bedenken.
Iedereen die weigert onderscheid te zien tussen god en het totale universum, wie de goddelijke voorzienigheid ontkent, wie het bestaan van een intelligente schepper ontkent en zegt dat er geen bovennatuurlijke macht bestaat die de hand heeft in allerlei natuurlijke processen, moet wel atheist zijn. Wat filosofen tegenwoordig zeggen is vanuit het gezichtspunt van de 17e eeuw niet relevant. Er was geen twijfel aan dat hij atheïst was.
Hoewel Spinoza dus vaak het woord god gebruikt, was hij een veel openlijkere en consequentere atheïst dan de meeste andere filofosen. Er waren maar weinig werkelijk consistente atheïsten, omdat velen hun opvattingen nuanceren. Spinoza is altijd consequent. Een klassieke, rigoreuze atheïst, volgens Voltaire, omdat hij maar één substantie accepteert, de voorzienigheid totaal ontkent, ontkent dat wonderen bestaan en zegt dat er geen bovennatuurlijke macht kan bestaan. Daarom verwerpt hij alle theologie, en alle argumenten die verwijzen naar een schepping. Hij laat als een totale anti-scepticus in zijn teksten ook geen ruimte voor twijfel.
Volgens Voltaire kan alleen La Mettrie worden vergeleken met Spinoza. Dat was geen compliment. Voltaire vond La Mettrie een complete gek, en atheïsme werd in Frankrijk als een gevaarlijk denkbeeld gezien. Voltaire was gekant tegen alle aspecten van de radicale Verlichting, niet alleen van Spinoza's ideeën, het atheïsme en materialisme, die volgens hem een gevaar voor de maatschappij waren. Hij was ook een tegenstander van het hele concept van de radicale verlichting, met aspecten als egalitarisme, democratie en republikeinse ideeën. Los van de ontologie van Spinoza's metafysica had hij allerlei tegenwerpingen tegen zijn filosofie.
De voornaamste tegenwerping van Voltaire, en dat was een bezwaar dat zowel de tegenverlichting als de dominante gematigde verlichting hadden tegen Spinoza en de vrijdenkers, waren de opvattingen over egalitarisme en democratie. Atheïsme zou het leven vernietigen, niet verbeteren, omdat het de morele orde zou vernietigen en alle ideeën over het algemeen welzijn die de basis zijn voor elke werkzame politiek zou ondermijnen.
Spinoza op biljet van duizend gulden.
Spinoza's werd afgeschilderd als Princeps Atheorum, de eerste der atheïsten, en als iconoclast van het ware morele absolutisme. De schrijver Laurent Francois, die in 1751 een boek tegen Spinoza publiceerde, definieert Spinoza's morele ideeën als de sterkste onderbouwing van het Franse materialisme, wat hij goed inzag. Hij vond de filosofie van Spinoza al gevaarlijk genoeg, maar hij nam nu een nieuw spinozisme waar, dat werd belichaamd in het materialisme van Diderot, d'Alembert, d'Holbach etc. Dat is vond men in Frankrijk een bijzonder gevaarlijke ontwikkeling, want deze manier van denken leidt ertoe dat mensen op hetzelfde niveau worden geplaatst als dieren en planten. Door de notie van absoluut goed en kwaad af te schaffen verschafte Spinoza een libertijns credo waarin ontucht, overspel en vrije seksualiteit worden toegestaan, evenals moord en diefstal. Een moraal waarin iedereen alleen aan zijn eigen voordeel denkt, moet wel leiden tot een morele chaos, die uitloopt op een oorlog waarin iedereen tegen iedereen vecht.
Lees op Gutenberg.org de Ethica van Spinoza, naar het Nederlands vertaald door Nico van Suchtelen.
Niemand kan ontkennen dat Spinoza veel tijd heeft gestoken in het formuleren van een levensvatbaar moreel kader. Zijn Ethica werd positief ontvangen door bijvoorbeeld Pierre Bayle in zijn Continuation des pensées diverses. Deze had weliswaar kritiek op de metafysica van Spinoza (of hij deed alsof hij dit had), maar hij was enthousiast over zijn morele filosofie.
Diderot voelde de kracht van de aanval tegen het vrijdenken erg sterk. Hij kon de filosofische problemen niet oplossen, maar hij besefte dat de morele kwestie centraal stond. Hij werkte hard aan het bouwen van een nieuwe morele orde op een seculiere basis. Om dit te bereiken werd een relatief concept ontwikkeld rond het idee van meer of mindere perfectie. Spinoza maakte het net als later Bayle en Diderot mogelijk om te zeggen dat iets wezenlijk goed of slecht kan zijn, ondanks het verwerpen van het morele absolute. Door dit relativisme kun je het idee aanhouden dat, zelfs als er geen goed en kwaad bestaat in absolute, theologische zin, iets nog altijd wezenlijk rechtvaardig of onrechtvaardig kan zijn, of wezenlijk goed of slecht. Dit is mogelijk door het algemeen welzijn en het individuele welbevinden als maat te nemen.
Volgens dit criterium kunnen menselijke hartstochten iets gunstigs bijdragen aan ons leven en het verbeteren, maar daartegenover ze kunnen ook schadelijk en verwoestend zijn. Door te meten volgens een natuurlijk model van menselijke perfectie, op basis van de menselijke rede, verkrijg je de belangrijkste morele gids voor de mens.
Dit is het enige waarheidscriterium dat Spinoza, Bayle of Diderot toestaan - en het is het belangrijkste definiërende criterium van de radicale verlichting in de laat 17e - 18e eeuw.
De radicale verlichting is het deel van de verlichting dat zegt dat de filosofische rede het enige criterium is om te bepalen wat waar of niet waar is. De mainstream verlichting zegt dat de menselijke rede weliswaar een noodzakelijk criterium is om dingen kritisch te kunnen beoordelen, om fouten in onze maatschappij te verbeteren etc., maar er moet ook worden gestreefd naar een balans met de tradities en de theologie, en met de kerkelijke autoriteit.
De kernwaardes van tegenwoordig komen neer op de kernwaardes van de radicale verlichting, zoals democratie, gelijkheid, individuele vrijheid, vrije mening, persvrijheid, het verwerpen van hiërarchie, plus een nieuwe morele orde op een seculiere basis.
De derde grote culturele kracht in de tijd van de verlichting, en misschien de sterkste van alle bewegingen in de 18e eeuw, was de tegenverlichting. Zij verwerpen het vrijdenken en het egalitaire waardensysteem van de Verlichting. De enige manier om een samenleving te organiseren is alles te onderwerpen aan de theologie. Weiger je je te onderwerpen aan deze theologische maatschappelijke orde, dan moet je worden onderdrukt of uitgestoten of vernietigd in het belang van het hogere. Het centrale conflict in het 18e-eeuwse debat verschilt niet veel van het moderne conflict.
Op de beschuldiging dat de meesten alleen maar moreel handelen uit zelfzuchtigheid en eigenbelang reageerde Diderot met de stelling dat ál het menselijk gedrag voortkomt uit eigenliefde, en dat het probleem van de filosoof niet zozeer is om dit te erkennen of juist niet, maar om onderscheid te maken tussen egocentrisch gedrag dat wel of dat juist niet bijdraagt aan datgene waar ieder mens naar verlangt, namelijk welzijn en geluk.
Atheisten zijn gebaat bij zowel de persoonlijke beloning van de morele levensstijl als bij het welzijn van de rest van de maatschappij, en de maatschappij heeft er belang bij dat deze moraal aan het individu wordt geleerd. Dat is een basis voor een wezenlijker moraal dan een openbaring. Het handelen van christenen en aanhangers van andere geopenbaarde godsdiensten is namelijk vooral gericht op eeuwige zaligheid. Zo'n motivatie voor moreel gedrag is grover en meer zelfgericht en filosofisch gezien minder moreel dan dat van de deugdzame atheisten waar Bayle het over had met betrekking tot Spinoza als symbool van de deugdzame atheïst.
En de moraal van deze deugdzame atheïst, hoe deze ook door de kerk en de meerderheid van de mensen wordt vervloekt, moet onvermijdelijk van een hoger ethisch gehalte zijn dan de moraal van wie zich richt op eeuwige redding voor alleen de deugdzame gelovigen. Het religieuze geloof moet volgens Diderot eerder negatieve dan weldoende morele gevolgen hebben.
Diderot vergelijkt herhaaldelijk de zoektocht naar literaire en artistieke uitmuntendheid met het sublieme in de moraal. Het hoogtepunt van onderscheidingsvermogen is de werkelijke waarde van dingen te kennen, dat wil zeggen van jezelf houden, je voordeel nastreven en je geluk kennen. De zoektocht naar geluk kan alleen op basis van inzicht en verstand en bestaat in essentie in het afstemmen van je gedrag om die doelen na te streven op het punt waar je eigen verlangens en het algemeen welzijn samenvallen.
De cirkel wordt compleet als Diderot terugkomt op het idee van het algemeen welzijn. Iedereen weet dat in de filosofie van Spinoza een van de belangrijkste principes is dat het morele leven van het individu - dus het individu dat zoekt naar zijn eigen geluk op de basis van rede en deugdzaamheid zoals dit door Spinoza is gedefinieerd - tegelijk in het belang is van het collectief, de maatschappij, het algemeen welzijn zoals Spinoza dat noemde, later bij Rousseau volunté general, een theoretisch principe waarmee het algemeen welzijn van de maatschappij wordt bedoeld.
Zo probeerden de vrijdenkers van de 18e eeuw dus een individuele moraal uit te werken die puur was gebouwd op een seculiere basis, die compleet verweven was met de fundamentele basis van een goede politiek, waarmee een republikeinse democratie werd bedoeld, en natuurlijk zijn de democratische ideeën van Spinoza verbonden met deze principes van gelijkheid, individuele vrijheid en tolerantie zoals ik eerder noemde. Maar ze betogen nog iets, wat tot op zekere hoogte relevant is voor de huidige vrijdenkersbeweging. Ondanks de juistheid van waarden als democratie, onafhankelijk denken, individuele vrijheid en vrijemeningsuitdrukking moet er toch een fundamentele morele basis bestaan die zorgt voor samenhang. Een morele basis die je op een eenvoudige manier ook op scholen kan leren aan kinderen, en waarvan je het belang in het algemeen aan iedereen kan bijbrengen. Want zonder dat is er geen samenhang, en dan zal dat proces van fragmentatie en disintegratie inderdaad optreden.
Auteur:
Dit artikel is 8785 keer gelezen.