een joods-romeins kerstkindje - messianisme en de heilige oorlog
29 12 10 - 23:46 - Categorie: religie
Romeinse of christelijke symboliek in de catacomben? Schildering van eros-figuren met druiventrossen, het bloed van christus of van Dionysos, in de catacombe van Domitilla. Veel taferelen schetsen een idyllisch leven aan gene zijde.
Verwijzingen uit deze periode naar christenen betroffen waarschijnlijker joden. Zo is er een legende dat ene Flavia Domitilla, de eigenaresse van een landgoed, zich tot het christendom had bekeerd. Flavia Domitilla was familie van Vespasianus, Titus en hun opvolger Domitianus, en ze kende Josephus met grote waarschijnlijkheid persoonlijk. In het christendom is zij bekend als Sint Domitilla. Zij zou de vroege christenen toestemming hebben gegeven haar land als begraafplaats te gebruiken. Op dat landgoed zijn de vroegste catacomben te vinden.
Het met terugwerkende kracht heiligverklaren was een techniek uit een latere periode om het christendom terug te projecteren in de tijd, zodat het een oudere geschiedenis lijkt te hebben. Een andere christelijke heilige die zo'n bewerking had ondergaan was Helena, de moeder van Constantijn. In deel 1 was al te lezen dat zij is terug te voeren op de door Josephus Flavius beschreven Helena van Adiabene, de moeder van Izates (de Griekse spelling van de Perzische Yazat).
Crucifix van Rafaello, met aan weerszijden Sol en Luna, attributen uit de Mithrascultus, en twee engelen / Nikes, aankondigers van de overwinning. Vreedzame, ongevaarlijke messias.
Sint Domitilla zou een familielid zijn van Vespasianus en Titus uit deze periode, maar door verwarring in de bronnen is niet duidelijk om welke Domitilla het precies gaat. Het is aannemelijker dat die weergaves niet kloppen. In de Kerkgeschiedenis boek III:18 van Eusebius van Caesarea is te lezen dat Flavia Domitilla de dochter van de zus van Clemens was. Daarom menen sommigen dat dit een andere Flavia Domitilla betreft. De talmoed vermeldt de bekering van Flavia Domitilla tot het jodendom, nadat ze contact zou hebben gehad met de rabbi Akiba ben Joseph. Deze zou echter pas wat later hebben geleefd, in de tijd van Simon bar Kochba, de aanvoerder van de laatste joodse opstand, die het joodse rijk naar de totale desctructie leidde. 'Bar Kochba' betekent 'zoon van een ster'. Het was een woordspeling op zijn naam die verwees naar de messianistische profetie van de ster. Na de desastreuse nederlaag werd ook wel bar Kozeba van zijn naam gemaakt, 'zoon van de teleurstelling'.
Orpheus en de dieren in de christelijke catacombe van Domitilla. Orpheus was teruggekeerd uit het land van de doden.
Josephus vermeldde zelf in een van zijn werken dat hij zich mocht verheugen in de bijzondere belangstelling van Domitia, de echtgenote van Domitianus, de broer en opvolger van Titus. Ook de vrouwen aan het Flavische hof waren de joodse apologeet gunstig gezind. Domitianus had het overigens minder op het jodendom begrepen.
Joseph Atwill stelt dat vanaf deze tijd de Flavische keizers zichzelf identificeerden met de christelijke messias, en dit beeld uitdroegen om het opstandige Judea in het gareel te houden. Veel vroege taferelen in de catacomben waren 'heidens' of hadden betrekking op de verering van de Flavische keizers. Zo zijn in de catacomben van Domitilla schilderingen te zien van eros-figuren met druiventrossen, een Romeins beeld met christelijke symbolen. De druif of de wijn die er van werd gemaakt werd opgevat als het bloed van Christus en is dus deel van de eucharistie. Deze symboliek hoorde vooral bij de cultus van Dionysos.
Briefwisseling van Plinius met de keizer Trajanus
Trajanus uit Xanten. Op zijn borstkleed een trophaeum waaraan de wapens van de overwonnen tegenstander hangen, en Victoria die hierop een laurierkrans plaats.
Traianus' opvolger Hadrianus maakte in 135 een definitief einde aan de joodse opstanden na de nederlaag van Simon bar Kochba. De joden werden uit Jeruzalem te verdreven, en Judea heette voortaan Syria Palestina. Jeruzalem was met de grond gelijk gemaakt, en werd nu een garnizoensplaats met de naam Colonia Aelia Capitolina, naar de familienaam Aelia van Hadrianus. Aelia of Ilia is nog steeds de naam voor Jeruzalem in de islamitische wereld. Op de plaats van de joodse tempel liet Hadrianus de tempel voor Jupiter Capitolinus bouwen. Volgens Eusebius liet hij bij de zuidelijke stadspoort, die leidde naar Bethlehem, een bronzen standbeeld van een varken bouwen, als teken van de joodse onderwerping aan de Romeinen.
Plinius vroeg zich af hoe hij moest handelen met betrekking tot het vervolgen van de christenen en onderzoeken (wat 'martelen' inhield) of ze strafbaar waren. Er verschenen anonieme lijsten waarin mensen werden aangegeven. Hij beschreef het als een gevaarlijke, bijgelovige sekte, waar heel veel mensen 'vatbaar' voor waren en die zich 'als een besmettelijke ziekte' door het oostelijke rijksdeel verspreidde. Maar veel van hen waren volgens hem ongevaarlijk. Anderen waren bereid de sekte af te zweren en in een gezamenlijk gebed de Romeinse goden te aanbidden. Het was hem niet duidelijk wat hij wel of niet moest straffen. De keizer Trajanus antwoordde dat mensen die zeiden het geloof niet aan te hangen of die anoniem waren aangegeven niet moesten worden vervolgd.
Tacitus
Ook Tacitus maakt in zijn Historiën V:13 melding van de messianistische profetie. Het neerslaan van de opstand door de Flavische keizers vond plaats onder wonderbaarlijke, apocalyptische visioenen zoals heirscharen die streden in de hemelen, terwijl de tempel werd verlicht door een schitterende straling. Het geluid van bovennatuurlijke jammerklachten gaven aan dat de goden uit de tempel trokken. Het dramatische school er volgens Tacitus vooral in dat er in het oosten een heilige overtuiging bestond dat het oosten was voorbestemd om te triomferen en over de wereld te heersen onder de leiding van een heerser die uit Judea afkomstig zou zijn.
Op de achterzijde van deze munt van Justianus is een engel afgebeeld met labarum en wereldbol, symbolen van de wereldheerschappij - in handen van een Romeinse keizer.
Op een munt van Justinianus uit de zesde eeuw is een engel afgebeeld met een labarum en wereldbol, met daarnaast de tekst Victoria Augusti, de 'overwinning van de keizer'. Het labarum, een militaire standaard met het monogram dat de beginletters van Christus zou vormen (chi-rho), mist de x. De wereldbol met het kruis verwijst naar de wereldheerschappij, zoals de joodse profetie later werd geïnterpreteerd in handen van de Romeinse keizer. Victoria is niet langer een vrouwelijke aankondigster van de zege, maar een mannelijke engel. De Victoria / Nike of engel verkondigde het oorspronkelijke evangelie: de militaire triomfen van de keizer. Een bekend evangelie van dit type is het evangelion van Augustus, een lofzang op de overwinningen van de keizer Augustus. De teksten van een aantal inscripties zijn overgeleverd. In een Klein-Aziatische inscriptie van het jaar 15 na Chr. wordt de keizer gefeteerd als 'het grootste goed en de brenger van overweldigende weldaden'. Hij is de 'vader die alle mensen gelukkig maakt'.
Voor alle mensen is hij de heiland, die in zijn voorzienigheid hun hoop niet alleen in vervulling heeft doen gaan, maar zelfs heeft overtroffen; immers, er is vrede te land en ter zee, de steden leven op dankzij de zegeningen van eendracht, overvloed en eerbied voor de wet, en de oogst van al deze goede gaven wekt hoopvolle verwachtingen voor de toekomst en maakt ons tevreden met de dag van vandaagIn een andere Klein-Aziatische inscriptie, uit het jaar 9 voor chr., wordt de verjaardag van Augustus gecelebreerd in de volgende bewoordingen:
Deze dag heeft de wereld een ander aanzien gegeven. zij zou ten ondergang gedoemd zijn geweest, als zich niet in de man die vandaag geboren is, een voor alle mensen gemeenschappelijk heil had geopenbaard. Juist oordeelt wie in dit geboortefeest de grondslag ziet van zijn eigen bestaan en van al zijn levenskrachten. Eindelijk is de tijd voorbij dat men het moet betreuren ooit geboren te zijn. De voorzienigheid heeft deze man met dergelijke gaven begiftigd, dat zij hem aan ons en aan de komende generaties als heiland heeft gezonden. Twisten zal hij beslechten, alles met zijn heerlijkheid vervullen. De geboorte van de god heeft de wereld de daaruit voortvloeiende evangelia gebracht. Met zijn geboorte begint een nieuwe tijdrekening.De overwonnen volken werden met deze blijde boodschap geconfronteerd en mochten vervolgens de keizer en het imperium vereren.
Tacitus groeide op tijdens het keizerschap van Nero en maakte in zijn jeugd de eerste joodse opstand en het beleg van Massada mee. Deze begon tijdens het keizerschap van Nero en eindigde met de overwinning van Judea door Titus in het jaar 70. Hij overleed in het laatste jaar van de tweede joodse opstand, 117. Hij schreef een paar keer over christenen. Hij noemde de terechtstelling door de procurator Pontius Pilatus tijdens Tiberius. Ook schreef hij over het oppakken van de christenen op beschuldiging van de brand van Rome in de tijd van Nero. Deze christenen waren waarschijnlijker joodse messianisten. Over de joden is Tacitus weinig enthousiast. Hij zegt onder andere: De Joden beschouwen alles als godslasterlijk wat voor ons heilig is; aan de andere kant staan zij alles toe wat wij immoreel vinden.
Josephus' erkenning van de keizer
Josephus Flavius, de joodse geschiedschrijver en messianistische strijder, kwam door persoonlijke ervaring tot de conclusie dat de ware messias een Romein was. Hij kwam tot het inzicht dat het messianisme tegen de oppermachtige Romeinen geen stand kon houden, maar in tegendeel desastreus zou zijn voor de joodse zaak. Het joodse geweld zorgde slechts voor wanorde, en het gevolg zou zijn dat de Romeinen hun land én religie volledig zou uitroeien als het joodse volk zich zo bleef opstellen. Josephus, zelf priester én legeraanvoerder, dus heilig strijder, werd na zijn nederlaag bij Jotapata gearresteerd en naar de keizer in Rome gebracht. Hij profeteerde dat Vespasianus binnenkort keizer zou zijn (Joodse Oorlogen, III:401), en zei dat bewezen was dat de nieuwe messias weliswaar uit Judea kwam, maar dat deze voorspelling betrekking had gehad op Vespasianus en de Romeinen, omdat Vespasianus na de onverwachte dood van Nero in Judea tot keizer werd gekroond.
Joodse Oorlogen VI:312-313: Wat hen echter het meest tot de oorlog heeft aangezet, was een dubbelzinnige orakelspreuk, die ook in de heilige boeken te vinden is. Volgens dat orakel zou in die tijd iemand uit hun land heerser over de wereld worden. Zij dachten dat dat iemand uit hun eigen volk zou zijn, en veel van hun wijze mannen zijn daardoor bij hun beoordeling op een dwaalspoor gebracht, terwijl het toch duidelijk was dat het orakel betrekking had op de heerschappij van Vespasianus, die immers in Judea tot koning is uitgeroepen.
Munt van Constantijn. Op de keerzijde een militaire standaard met het chirho-teken erop, een labarum. Het labarum staat op een slang als symbool voor de overwonnen vijanden, in het bijzonder op Judea. Daaronder geen Jezus zoals op latere afbeeldingen, maar de hoofden van Constantijn en zijn zoons.
Pas nadat het land veroverd was en de joden vernietigd, werd het bewijs van hun domheid geleverd, aldus Josephus, die zelf op tijd voor verdere domheid bewaard was gebleven.
Terwijl de tempel in brand stond, werd Titus, die de stad op de knieën had gebracht, tot imperator uitgeroepen. Deze maakte nu een einde aan de privileges die de joden tot dan toe hadden gehad, omdat ze ondanks alle Romeinse welwillendheid zich als een stel ongetemde gifadders hun gif losgelaten hebben op hen die altijd het beste met hen voor hadden. De privileges van de joden werden opgeheven en de fiscus Judaicus werd ingevoerd, een speciale belasting voor de joden die werd betaald aan de Romeinse tempel.
De toespraak van Titus volgens Josephus stond bol van afkeuring jegens het ondankbare joodse volk. De gelijkstelling van de joden aan adders is ook te zien in de overwinning door de militaire Jezus van Ravenna, die staat op adders en een leeuw, als teken van zijn overwinning van Judea. Vooral Titus lag aan de basis van de christusfiguur, maar ook latere keizers identificeerden zich met de messias.
De keizer Julianus draagt een tropaeum over de schouder en voert een gevangene met zich mee.
Het motief van het kruis kan ook worden geassocieerd met het tropaeum, een populair overwinningsteken dat de Romeinen van de Grieken hadden overgenomen. Het was een stok die op het slagveld werd geplaatst, waaraan de wapens van de overwonnenen werden gehangen.
Jezus afgebeeld in het paleis van de aartsbisschop in Ravenna: een Romeinse militair.
De Romeinen hadden de gewoonte (zoals andere heersers voor hen) om de goden en godsdiensten van de overwonnen volken over te nemen, maar ze aan te passen aan de verering van de Romeinen. De joden vereerden geen andere goden, maar kenden wel de mythische messias, een militante leider, waar hun hoop op was gevestigd. Bij de joden werd het messianisme de aangepaste variant voor de onderwerping aan Rome. Wie deze cultus precies heeft vormgegeven is onduidelijk. Wel is bekend dat Josephus Flavius niet de enige was die besloot het messianistische verzet op te geven en de Romeinen te accepteren als overwinnaar, althans zolang de joden geen kans hadden door de strijd te overwinnen. De joden zouden andere manieren gaan aanwenden om te zorgen dat hun religie overleefde.
Het feit dat de messias een victorieuze leider zou zijn en de manier waarop Josephus zich na zijn arrestatie afzet tegen dit messianisme maakt het erg onwaarschijnlijk dat hij in het zogenaamde Testimonium Flavionem werkelijk een obscure Jezus die zich notabene door de Romeinen heeft laten executeren heeft aangewezen als 'de messias'.
Paulus/Josephus en andere joodse 'bekeerlingen'
Josephus woonde sinds zijn 'bekering' in het keizerlijk paleis in Rome, en verdedigde de joodse religie niet langer door de heilige oorlog maar door vredige evangelisatie. Hij schreef daar zijn Joodse Oorlogen, maar ook de Joodse Oudheden, de oude geschiedenis van de joden, met als doel het jodendom uit te leggen op een manier die voor de Romeinen acceptabel was.
Ook andere joden gaven na de desastreuse afloop van de opstanden het advies met de Romeinen tot een verstandhouding te komen. In de midrasj en talmoed zijn meerdere uitspraken te vinden van rabbi's die zeiden dat je beter met de Romeinen kon samenleven in plaats van ze te bevechten. Na de verdrijving van de joden uit Jeruzalem in 135 zei de rabbi Jose bar Halafta dat de Romeinen en joden broeders waren. Ze waren Esau en Jakob. De Romeinen konden niet anders dan de wil uitvoeren van god. Ze waren het instrument om de joden te straffen voor hun gebrek aan eerbied voor god. Een van zijn uitspraken was: 'Wie de komst van de messias verkondigt, wie de geleerden en hun leerlingen afwijst, en de valse profeten en lasteraars, zij zullen geen deelnemen aan de wereld van de toekomst.' Deze 'fatwa' was gericht tegen de joodse onruststokers. Dit voorbeeld maakt duidelijk hoe de christenen met de messianisten worden geïdentificeerd.
De afwijzing van het messianisme betekende overigens niet dat Jose bar Halafta 'integreerde' in de Romeinse cultuur, zoals Hadrianus het had bedacht om het joodse vraagstuk op te lossen. Hij bleef behoren tot een vorm van het joodse sektarisme en kwam diverse keren in problemen met de Romeinse heersers.
Het onderscheid tussen wat wij christenen noemen en messianisten is dat de christelijke messias een Romein bleek te zijn, die de aarde al had veroverd, een koninkrijk had gesticht en de keizer en de heilige 'vrede' (onderwerping) door het hele rijk liet vereren. De joodse messianisten 'wachtten' intussen op de komst van een gewelddadige messias om ze te verlossen, waarbij de een na de ander zichzelf tot messias uitriep en legertjes leidde. Het hoofdkenmerk van deze ware messias was dat hij voor de joden de strijd zou winnen en ze aan de wereldheerschappij zou brengen. Gewoonlijk kwam het echter neer op het aanrichten van chaos en ellende door mystieke vechtersbazen die de liefde voor de dood boven de realiteit stelden. Hoe groot hun aantal bij sommige opstanden ook was, van de Romeinen konden ze nooit winnen. Zij werden vervolgd, niet de christenen.
Na de arrestatie van Josephus was het niet afgelopen met het messianisme. Vespasianus nam het besluit korte metten te maken met de joodse opstandelingen, en ze waar ze zich ook bevonden uit te schakelen. De decurio Valerianus liep onderweg naar Tiberias 'een van de meest fanatieke opstandelingen' tegen het lijf, 'een zekere Jezus de zoon van Saphat of Sapphias, die aan het hoofd van het roversgespuis stond' (Joodse Oorlogen III:450). Zijn rooftocht tegen de Romeinen maakte de joodse burgers zo bang dat ze massaal uitliepen naar de Romeinen en Vespasianus en zijn mannen verwelkomden als 'verlosser' en 'weldoener'. Deze Jezus noemde Josephus een verrader, vanwege een gerucht dat Josephus het joodse volk zou willen uitleveren aan de Romeinen, en hitste het volk tegen hem op. Hij werd door Titus in een verschrikkelijk bloedbad verslagen bij het meer van Gennesar (III:468-531).
Islamitische messianistische profeet
Mohammed voert een leger aan, begeleid door engelen. Uitsnede uit de Jami'al-Tawarikh, ca 1315
Toen de candidatus vermoord was door de Saracenen was ik in Caesarea, en nam de boot naar Sykamina. De mensen riepen: de candidatus is vermoord, en wij joden waren dol van vreugde. Ze zeiden dat de profeet was verschenen en dat hij kwam met de Saracenen, en dat hij de komst aankondigde van de gezalfde, de christus die werd verwacht. Toen ik bij Sykamina aankwam, hield ik een oude man aan die goed was ingewijd in de heilige teksten, en vroeg: wat kun je me vertellen over de profeet die is gekomen met de Saracenen? Hij antwoordde kreunend: Hij is vals, want profeten komen niet gewapend met het zwaard. [...]Abraham ging verder op onderzoek uit, en kwam ook tot de conclusie dat het een 'valse profeet' betrof, die zich slechts bezighield met bloedvergieten en bovendien met de 'ongeloofwaardige bewering' kwam dat hij de sleutels tot het paradijs bezat. Uit de opmerking van deze Abraham blijkt dat een idee over gewelddadig messianisme nog altijd bestond, maar dat er ook andere opvattingen over profeten bestonden.
Deze messianistische Saracenenleider werd later vereenzelvigd met de profeet Mohammed, en voorgesteld als grondlegger van de islam. Het christendom kent daarentegen een eenmalige en vredige messias, die helemaal geen strijd had gevoerd of rijk had gesticht, maar wel het bewuste koningrijk aankondigde, en om die reden was gekruisigd. Dit christendom is in een latere tijd met terugwerkende kracht geprojecteerd op de messianisten uit de Romeinse tijd.
De joden geloofden dat god tijdelijk de macht gaf aan de Romeinen, maar deze ook weer zou afnemen. Dan zou de beloofde messias het volk naar de overwinning leiden. Tot die tijd zouden de joden tot een vreedzame manier van samenleven moeten komen. Dat doen de joden nu al zolang dat velen het zijn vergeten, hoewel er nog altijd messianistische joden bestaan. Dat de islam voorkomt uit dezelfde religie valt op door de vele voorbeelden die de lezer van nu bekend in de oren klinkt.
De rabbi Samuel bar Nahman werd in de derde eeuw geconfronteerd met de vraag of er aan de Romeinse overheersing ooit een einde zou komen. Hij antwoordde met een profetie uit het boek Jeremia, dat stelde dat Jakob zou terugkeren om de joden te verlossen en voorgoed af te rekenen met alle volkeren waaronder de joden 'verstrooid' zijn. De joden blijven dus wachten op hun messias, en tot vandaag dient er zich met enige regelmaat eentje aan.
In het christendom is dit geloof natuurlijk overgeleverd als het geloof in de dag des oordeels en de apocalyps. De moslims geloven nog altijd in de terugkeer van de Mahdi, gevolgd door Jezus, om de islam aan de definitieve wereldheerschappij te helpen en om de laatste dag te vieren. De Iraanse president Ahmadinejad is bezig met het treffen van grootschalige voorbereidingen voor de komst van de Mahdi. Het jihadisme, de vorm waarin het joodse messianisme voortleeft, is nog in veel islamitische landen aanwezig. De levendige wil om in de heilige oorlog te sterven werd bijvoorbeeld beschreven door Bernard-Henry Lévi in zijn boek over zijn zoektocht naar de moordenaar van Daniel Pearl in Pakistan. In een groot gebied in Azië maken de jihadstrijders met hun ontelbare aanslagen het leven van de bevolking zuur op dezelfde manier zoals Josephus Flavius dit in zijn tweeduizend jaar oude boeken beschreef.
Morgen verder. :-)
Auteur:
Dit artikel is 1233 keer gelezen.