Chris Buskes over de invloed van het darwinisme
23 08 07 - 14:50 - Categorie: wetenschap Eind 2006 verscheen het boek van Chris Buskes Evolutionair denken: de invloed van Darwin op ons wereldbeeld. Chris Buskes is als wetenschapsfilosoof verbonden aan de Radboud Universiteit van Nijmegen. Hij schreef een voor iedereen toegankelijke introductie tot de evolutietheorie, de mythes erover, gevaarlijke interpretaties, en de invloed ervan op ons denken.Het hoofdthema in het boek is de invloed van het darwinisme op onze maatschappijvisie en de wetenschap. Dit artikel gaat over de vraag in het eerste hoofdstuk hoe het kan dat de evolutietheorie niet eerder kon worden bedacht. Waarom kon men zo lang niet begrijpen dat het leven is geëvolueerd, maar nu opeens wel? Daarvoor was een omslag in het denken nodig, die is voorbereid door de steeds uitgebreidere kennis over de natuur. Dat was pas mogelijk toen werd afgestapt van het geloof in een ontwerper als eerste oorzaak van het ontstaan.
Van schepping naar evolutie
Lees hier The
Origin of Species van Charles Darwin.
Darwin schreef Darwin Het ontstaan van de soorten in 1859. Het boek leidde tot een wetenschappelijke revolutie. Opeens was het mogelijk de wereld en de verscheidenheid aan soorten te verklaren via een natuurlijke weg. Het universum en de aarde waren gevormd door langdurige processen en constant werkzame activiteit, wat gewoon waarneembaar was, als je er tenminste naar keek.
De schepping van Eva. Plafonschildering van Michelangelo in de Sixtijnse Kapel van het Vaticaan, uit de zestiende eeuw.
Voor het mechanisme van de evolutie bekend was, ging men ervan uit dat de eerste mensen door een schepper waren geschapen. Men zag een ontwerp in het leven vanwege de complexiteit van de organismes en de doelmatigheid van de functies.
Darwin maakte het mogelijk te begrijpen dat het leven niet als complex, perfect werkend geheel was ontworpen, maar langzaam was geëvolueerd vanuit eenvoudige systemen, die door tienduizenden, miljoenen of zelfs miljarden jaren van mutaties en toevoegingen steeds complexer werden. Iedere verandering en uitbreiding was op zich doelmatig in de context waarin hij zich verspreidde.
Op weg naar een nieuwe manier van denken en observeren
De evolutiebioloog Richard Dawkins weerlegt in de documentaire De blinde horlogemaker de argumenten van Paley. Bekijk de video.
Darwin, aanvankelijk een bewonderaar van Paleys argumentatie, was uiteindelijk degene die liet zien dat het wel degelijk mogelijk is om de organische structuren op een natuurlijke manier te verklaren. Natuurlijke selectie is een blind proces dat een ontwerper lijkt na te bootsen.
De door evolutie ontstane organismes vertonen bovendien fouten die vanuit een ontwerp onverklaarbaar zijn, terwijl de evolutieleer een eenvoudige oorzaak kan aanwijzen;
De blinde vlek in ons oog is een beperking, die ontstaat doordat de zenuwdraden die het oog met de hersens verbinden in ons gezichtsveld zitten. Daardoor is de scherpte niet optimaal. Geen perfect ontwerp, wel vanuit een langdurige evolutionaire ontwikkeling verklaarbaar.
Toen Darwin kwam met zijn idee van natuurlijke selectie, waren er al eerdere evolutietheorieën opgeworpen. Erasmus Darwin, de grootvader van Darwin, opperde de mogelijkheid dat alle levende wezens afstammen van één primitief weefsel. De theorie van Lamarck bijvoorbeeld stelde dat tijdens het leven verworven eigenschappen overerfbaar waren op het nageslacht. Herbert Spencer nam op alle niveaus, ook levenloze, een ontwikkeling waar van eenvoudig naar steeds complexer. Bovendien zag hij hierin een progressieve ontwikkeling, dus vooruitgang. Dit vooruitgangsgeloof, een kenmerk van het negentiende-eeuwse denken, speelde een rol bij het sociaal darwinisme van Spencer. Survival of the fittest was diens leus, en hij paste dit ook toe binnen de menselijke cultuur.
Darwins bewijsvoering voor evolutie
De populaties van vinken die Darwin op de Galápagos-eilanden verzamelde, waren doordat ze langdurig van elkaar waren geïsoleerd op een verschillende manier geëvolueerd.
Darwin zag in dat 'natuurlijke selectie' de sleutel was tot het antwoord, maar hoe kon zo'n mechanisme plaatsvinden? Om mensen te winnen voor zijn theorie, kwam hij met een reeks bewijzen.
- De oude aarde
Een probleem dat moest worden overbrugd om de evolutieleer te kunnen plaatsen was dat van de ouderdom van de aarde. Tot nu toe ging men ervan uit dat de aarde was geschapen, en aan de hand van de bijbel had men berekend dat hij niet ouder dan zesduizend jaar kon zijn. De kosmos en de geologie werden verklaard vanuit het bijbelse scheppingsverhaal. Zo stelde George Cuvier in zijn catastrofetheorie dat eenmalige rampen zoals de zondvloed verantwoordelijk waren geweest voor de geologische kenmerken van de aarde.
Eenmalige bijbelse rampen waren volgens de catastrofetheorie verantwoordelijk voor het aanzien van de aarde.
De evolutieleer ondergraaft het idee van de onveranderlijkheid van de soorten, maar om te kunnen evolueren tot verschillende soorten is tijd nodig, en de tijd die de schepping bood was te kort. Maar net als op het gebied van de kosmologie werden er ook op het gebied van de geologie
waarnemingen gedaan en theorieën opgesteld die het mogelijk maakten de kenmerken van de aarde te verklaren volgens natuurlijke processen. De Schot James Hutton nam nog altijd werkende processen waar zoals erosie, sedimentaire afzetting en vulkanisme, die een grote rol spelen in het aanzien van de aarde. Charles Lyell maakte in zijn Principles of Geology duidelijk dat er miljoenen jaren nodig waren om eigenschappen van het aardoppervlak te verklaren. De fossielen bij de vulkaan de Etna brachten Charles Lyell op het idee dat de aarde veel ouder is dan de tijd waarop de mens bestaat. Als de aarde veel ouder was dan een paar duizend jaar, was de werking van de evolutie opeens veel aannemelijker. Het wilde tevens zeggen dat levende organismes waren gedwongen om zich aan de geografische veranderingen aan te passen.
Tekening uit Principles of Geology van Charless Lyell, waarin de gelaagde opbouw van de aarde wordt verklaard. - Analogieën in de embryonale ontwikkeling
Een andere ontdekking die de juistheid van de evolutieleer ondersteunde was de embryologie. De ontwikkeling van embryo tot dier of mens blijkt voor de verschillende soorten zo sterk overeen te komen dat het idee van een gemeenschappelijke oorsprong zich vanzelf opdringt. Ernst von Bär hield zich aan het begin van de 19e eeuw bezig met vergelijkende embriologie. De door hem geïnspireerde bioloog Ernst Haeckel stelde dat in de ontwikkeling van embryo tot bijvoorbeeld mens de oudere fases van onze evolutie nog zijn te volgen. Het menselijke embryo ontwikkelt bijvoorbeeld kieuwspleten en een staart, die later weer verdwijnen. Dat wijst erop dat onze verre voorouders kieuwen en een staart hadden.
Gedurende de eerste weken ontwikkelt het menselijk embryo kieuwspleten, evolutionaire restanten uit de tijd dat onze voorouders nog vissen waren.
In de loop van de tijd kon de functie van de organen veranderen, of zelfs doelloos worden. In het embryo van gewervelde dieren, dus ook van de mens, worden bijvoorbeeld gedurende de eerste weken kieuwspleten aangelegd. Bij het embryo van de vis ontwikkelen de kieuwspleten zich tot kieuwen, bij mensen ontwikkelen zij zich tot ons gehoororgaan.
Een ander voorbeeld is hoe in ondiep water de vinnen van vissen veranderden in de voorlopers van onze ledematen. Een 'tussenvorm' tussen de vin waarmee de vis zich in het water voortbeweegt en de poten van landdieren is bijvoorbeeld de tiktaalik, een reptielachtige vis die in ondiep water geïsoleerd raakte; doordat de vissen hier niet langer konden zwemmen, pasten hun vinnen zich aan om zich door het modderige water te kunnen voortbewegen.
Darwin voerde ook anatomische overeenkomsten aan als bewijs voor het feit dat verschillende soorten konden ontstaan vanuit gemeenschappelijke voorouders. In de evolutiebiologie van tegenwoordig wordt onderscheid gemaakt tussen twee soorten overeenkomsten. Homologe overeenkomsten, zoals de overeenkomst tussen de vleermuisvleugel, de poot van een mol, een mensenhand of de borstvin van een walvis, duiden op een gemeenschappelijk grondplan, en zijn terug te voeren op een gemeenschappelijke voorouder. Analoge overeenkomsten laten zien dat de evolutie via verschillende wegen tot identieke oplossingen kunnen komen. Een voorbeeld zijn de vleugels van insecten, vogels of zoogdieren zoals vleermuizen.
In Geonieuws van juli 2007 wordt melding gemaakt van zwemmende dinosaurussen, die waarschijnlijk hun achterpoten als peddels gebruikten.- Een ander bewijs dat Darwin in zijn betoog opnam waren de rudimentaire organen.
De blindedarm, de aanleg voor ledematen bij slangen en walvissen, het stuitbeen, ogen bij dieren die in het donker leven etc. wijzen erop dat levende wezens soms organen kunnen hebben die ooit een functie hadden, maar die later in onbruik raakten. Het zou onlogisch zijn dat een ontwerper ongebruikte, niet meer functionerende restanten van organen in een systeem zou aanleggen.
De zich ontwikkelende staart verdwijnt weer later tijdens de embryonale fase.
Rudimentaire organen zijn organen die ooit functioneel waren, maar die zich nu als ongebruikte restanten uit het verleden in ons lichaam bevinden, zoals het stuitbeen. De blinde vlek in ons oog hebben we te danken aan de 'bedrading' van het oog met de hersenen, die werd aangelegd in een tijd toen het oog nog anders gepositioneerd was. De zenuwvezels bevinden zich nu voor de lichtgevoelige cellen in het oog, en dat gaat ten koste van de scherpte en helderheid van ons beeld. Geen perfect ontwerp dus, maar een onlogische tekortkoming die wel evolutionair verklaarbaar is.
Atavistische lichaamsdelen verschijnen soms omdat de informatie ervoor nog altijd in onze genen is opgeslagen, maar gewoonlijk niet meer tot uitdrukking wordt gebracht. Ons rudimentaire stuitbeen is een overblijfsel van de staart die we ooit hadden. In de embryonale fase ontwikkelen wij nog altijd een staart, die we later weer kwijtraken. Sommige mensen worden toch nog met een staart geboren, doordat de genen voor dit deel van ons 'ontwerp' per ongeluk werden geactiveerd. Anderen hebben dubbele tepels, een herinnering aan ons leven als een zoogdier dat meer jongen werpt, en dus meerdere borsten heeft. - Paleonthologisch bewijs: fossielen
Het meest aansprekende bewijs voor evolutie was de paleonthologie. Darwin had tijdens zijn reis met de Beagle ook een verzameling fossielen meegenomen van dieren die allang waren uitgestorven, zoals de reuzenluiaard, knaagdieren en miereneters van reusachtige afmetingen. Dankzij het inzicht van de geologie dat de aarde veel ouder was dan de bijbel suggereerde, kon men nu eindelijk het bestaan van fossiele beenderen van niet meer bestaande dieren verklaren. Volgens de nieuwe theorie moesten de fossielen afkomstig zijn van de voorouders van de dieren van nu. Een belangrijk bewijsstuk hierbij was de vondst van de archaeopteryx. In 1861, omstreeks de tijd dat Darwin zijn boek uitbracht, werd hiervan een fossiel gevonden. De archaeopteryx is een oud, gevleugeld reptiel dat 150 miljoen jaar geledenleefde, een tussenvorm tussen de dinosauriërs en de moderne volgels.
Een fossiel van een archeopteryx werd gevonden omstreeks de tijd dat het boek van Darwin verscheen.
Aanvankelijk dacht men dat fossielen resten van dieren waren die waren uitgestorven tijdens de zondvloed. De evolutietheorie liet zien dat het om oudere levensvormen ging, die voorafgingen aan het leven van onze tijd. - geografische verspreiding en isolatie
Tenslotte voerde Darwin nog de geografische verspreiding en isolatie van de verschillende diersoorten aan als bewijs voor een natuurlijke ontwikkeling van de soorten. Op geïsoleerde eilanden of andere plaatsen waar het contact tussen het leven is afgesneden, blijken soorten voort te komen die niet op andere plaatsen worden aangetroffen. De vraag waarom een schepper in Australië buideldieren zou scheppen, of zou zorgen voor een unieke fauna op de Galapagoseilanden met zijn reuzenschildpadden en vele soorten aparte vinken kan moeilijk worden beantwoord. Dankzij de evolutieleer werd het nu duidelijk dat dieren die van elkaar worden geïsoleerd zich op een andere manier ontwikkelen, als de scheiding lang genoeg duurt.
Buideldieren zoals de kangeroe komen bijna alleen in Australië voor.
Een soort overleeft omdat de mutaties een nieuwe doelmatigheid teweeg brengen. Weet de soort zich niet aan te passen aan veranderende omstandigheden, dan sterft hij uit. De doelmatigheid lijkt ontworpen omdat het perfect lijkt te zijn gemaakt om bepaalde handelingen uit te voeren, maar het gaat in werkelijkheid steeds om kleine aanpassingen vanuit datgene wat al voorhanden is, waardoor het functioneren wordt verbeterd. De veranderingen ontstaan door een blind mechanisme, de natuurlijke selectie, dat een intelligent ontwerp lijkt te kunnen nabootsen.
Het nut van een orgaan is geen doel op zich, maar een orgaan is nuttig omdat het door een voordelige toepassing succesvol werd in zijn omgeving. Het doel van de pootachtige vin van de tiktaalik was niet om later een poot of arm te worden: het had een functie om te overleven in een modderige poel. Maar als je terugkijkt aan de hand van fossielen, kun je dit wel herkennen als een stapje op het evolutionaire pad naar de handige ledematen die wij op dit moment bezitten.
Fossiel van de tiktaalik: minstens 365 miljoen jaar geleden begonnen de vinnen van vissen in ondiep water langzaam in poten te evolueren, waarmee ze uiteindelijk op het vasteland kropen.
De bewijsvoering van Darwin maakte de evolutietheorie dus voor het eerst overtuigend. Maar waarom was het voor die tijd geen aannemelijke gedachte dat het leven was geëvolueerd?
Paradigmaverschuiving
Kuhn maakte het begrip paradigmawisseling duidelijk met een optische illusie waarin je door op een andere manier te kijken een eend of een konijn waarneemt.
Het idee van de evolutie maakte dat men de wereld in een ander licht kon bekijken. Dezelfde feiten die er altijd al waren geweest kregen een nieuwe betekenis. De verschuiving van het geloof in een schepper naar het inzicht in natuurlijke processen had een wetenschappelijke revolutie tot gevolg. De natuur kon opeens worden verklaard vanuit de werking van de natuur zelf. Natuurlijke selectie houdt in dat er mutaties worden doorgegeven die de kans op succes verhogen, in tegenstelling tot het idee dat iets is ontworpen om er iets specifieks mee te doen. Niet elke mutatie levert succes op, maar als een mutatie voordeel biedt en dus meer nageslacht opgelevert, zal deze worden doorgegeven en de soortgenoten zonder de mutatie langzamerhand verdringen. Met het toeval van natuurlijke selectie wordt de blindheid van de selectie voor de toekomst bedoeld, dus het ontbreken van doelgerichtheid: evolutie 'denkt' steeds maar één stap vooruit.
Ptolemeus voegde epicycli aan het geocentrische wereldbeeld toe, om de retrograde of terugwaartse beweging van de planeten te verklaren.
Hierbij wordt een hiërarchisch onderscheid gemaakt tussen twee gescheiden sferen, het ondermaanse en het bovenmaanse. Het ondermaanse wordt bepaald door vier elementen, die elk streven naar hun eigen bestemming. Aardse elementen streven naar het middelpunt van de aarde, water wil zich aan het oppervlak bevinden, lucht is thuis boven het oppervlak, en het vuur streeft naar opstijgen, naar de bovenste lagen van de atmosfeer. De sfeer van de sterren en planeten, die bestaan uit het vijfde element, ether, zijn cirkelvormige banen rond de aarde.
Maar hoe kon dit systeem functioneren? Voorbij de sterren bevindt zich volgens Aristoteles een Eerste Beweger of Onbewogen Beweger, die alle beweging in gang heeft gezet. Volgens Plato is de demiurg, de ambachtsman, verantwoordelijk voor het bestaan van de wereld. Deze verklaringen gaan beide uit van de opvatting dat de wereld vanaf het begin is geweest zoals hij zich nu aan ons voordoet, en dat een onverklaarde, hogere macht verantwoordelijk is voor de processen. Daardoor wordt niet verder gekeken, en worden natuurlijke verklaringen over het hoofd gezien.
Scala Naturae. Afbeelding: Didacus Valades, Rhetorica Christiana, 1579
Deze scala naturae hield heel lang stand binnen de conceptie over de wereld, en leidde als evolutionaire ladder der natuur tot een verkeerd beeld van de manier waarop evolutie werkt.
In de tweede eeuw verbeterde Ptolemeüs in Alexandrië het geocentrisch wereldbeeld met epicycli, waardoor de bewegingen van planeten beter voorspelbaar waren.
Het wereldbeeld van Aristoteles is teleologisch: vanuit een doeloorzaak streeft elk object naar zijn bestemming, zijn doel. De doeloorzaak maakt de beweging van de rups naar vlinder mogelijk, van kind naar volwassene etc. Ook het benoemen van functies komen voort uit dit teleologisch denken. De functie van het hart is het rondpompen van het bloed, de functie van een schutkleur is misleiding, etc. In plaats van toevallige succesfactoren die tot bepaalde systemen leidden, wordt de structuur met de specifieke functie gezien als einddoel van een van te voren bepaalde bestemming. Volgens de evolutie is een schutkleur geen doel dat ontstaan is vanuit een specifieke oorzaak, maar een genetisch verworven eigenschap die voordeel opleverde, die ertoe leidde dat het nageslacht van dieren met een schutkleur betere overlevingskansen hadden.
Heilige dogma's houden geen stand tegenover de menselijke waarneming
De vijfde-eeuwse, Noord-Afrikaanse kerkvader Augustinus nam de demiurg van Plato en de Eerste Beweger van Aristoteles op in het christendom. Zo kregen het klassieke wereldbeeld, de teleologie en de scala naturae een plaats in de christelijke context. De mens is in deze hiërarchie het hoogste geplaatst: hij is heerser over natuur en dier.
In de 13e eeuw gebruikte Thomas van Aquino het ontwerpargument als godsbewijs.
Een kardinaal ziet duivelse taferelen door Galilei's instrument, en Galileo wordt van ketterij beschuldigd.
Rond de renaissance kwam het tot een breuk met dit dogmatische denken. Men ging over tot kritisch onderzoek, en begon zelf de wereld te observeren. Dit leidde ondermeer in de 16e eeuw in Polen tot het door Copernicus opgestelde heliocentrische wereldbeeld, waarin de zon het middelpunt van het heelal vormt. De schijnbare positie van de aarde zou worden verklaard doordat de aarde rond haar eigen as draait. In de 17e eeuw werd dit door Galilei onderbouwd met waarnemingen via een nieuw instrument, de telescoop. Hiermee zag hij onder andere zonnevlekken, maankraters en de vier manen van Jupiter. Hij publiceerde zijn waarnemingen en conclusies in 1610 in zijn boek Sidereus Nuncius. Galilei werd van ketterij beschuldigd, kreeg van het Heilige Officie een publicatieverbod en werd tot huisarrest veroordeeld, maar de nieuwe, op eigen waarneming berustende inzichten konden niet langer door het kerkelijke dogma worden onderdrukt.
Johannes Kepler schreef in 1610 een aantal enthousiaste reacties op Galilei's bevindingen. In 1609 was al Keplers werk Astronomia Nova gepubliceerd, waarin hij aantoonde dat de planeten geen perfecte cirkelbanen beschreven, maar ellipsen. Dit inzicht leidde tot betere voorspellingen van de beweging van hemellichamen.
Nieuwe natuurwetten
De op observatie gestoelde manier van verklaren leidt tot een andere beschrijving van de werkelijkheid, en zo tot een andere kijk op de wereld. Het nieuwe werelbeeld was niet teleologisch. De beweging werd in gang gezet door externe krachten die op het object werden uitgeoefend, niet vanwege een in het object ingeprogrammeerde eindbestemming.
Zwaartekrachtwet van Newton
De levenloze natuur kon nu worden beschreven volgens de natuurwetten. Goddelijk ingrijpen was niet in de definities besloten. Alleen voor het bestaan van het leven deed men nog steeds een beroep op een schepper. De ingewikkelde structuur en de specifieke functies van elk organisme konden niet zomaar uit het niets ontstaan, zo redeneerde men: er was iemand nodig het in elkaar had gesleuteld. Maar ook dit laatste restje geloof in een voor het bestaan noodzakelijke, almachtige god zou in de negentiende eeuw ten val komen...
Variatie en natuurlijke selectie
Debunked! De Atheist's nightmare: de banaan is niet speciaal door god ontworpen om fijn in de hand te liggen en makkelijk te pellen: het is een gedomesticeerde soort. Bekijk de video
Darwin zag in dat de sleutel tot de grote variatie van gedomesticeerde soorten was te vinden in deze kunstmatige selectie. Maar de kern van het probleem was de vraag: hoe kan selectie in de natuur plaatsvinden, waar niemand zich bezig houdt met selecteren en bevorderen van bepaalde eigenschappen? Door het lezen van het essay On the principle of population van de econoom Malthus zag Darwin in dat de strijd om het bestaan verklaarde waardoor leden in een populatie met voordelige kenmerken hun genen beter konden doorgeven.
Een insect dat de kleuren heeft van een blad, heeft een klein genetisch voordeel, en daardoor meer nakomelingen. Deze trend kan zich net zolang voortzetten tot de hele populatie op bladeren lijkt .
Dankzij variatie en selectie kunnen populaties zich aan een veranderende omgeving aanpassen. Dit inzicht betekende een breuk met de traditionele kijk op de natuur, volgens welke de kenmerken van een soort wezenlijke eigenschappen waren. De oude visie was gebaseerd op onveranderlijkheid en gelijkvormigheid. De evolutietheorie maakte duidelijk dat de wereld niet statisch was, maar variatie en veranderlijkheid als grondslag had.
Spotprent van Darwin
Erfelijkheid
Erfelijkheidsleer van Mendel uitgelegd met bijen
De genen waren dus de dragers van eigenschappen die via de natuurlijke selectie aan het succesvolle nageslacht werden doorgegeven. De erfelijkheidswetten van Mendel werden in de twintigste eeuw gecombineerd met de evolutietheorie en de natuurlijke selectie van Darwin.
Moderne synthese: wetenschapsgebieden ondersteunen elkaar
In Genetics and the origin of Species beschreef Theodosius Dobzhansky over variaties, mutaties en evolutie bij fruitvliegjes.
De bioloog Sewall Wright liet zien dat in een kleine populatie een evolutionaire wijziging veel sneller kan verspreiden dan in een grote. Hij bedacht de term genetic drift voor voortdurend door toevallig ontstane, statistische veranderingen. In 1937 schreef de Amerikaans-Russische geneticus Theodosius Dobzhansky zijn beroemde Genetics and the origin of Species, waarin hij de variaties en mutaties van het fruitvliegje (Drosophila melanogaster) beschreef. Hij stelde vast dat in elke populatie een overvloed aan variatie voorkwam, en dat natuurlijke selectie voortdurend werkzaam was. Zoals Darwin ook al stelde, variatie en verandering zijn de norm, het zijn geen bijzondere gebeurtenissen. Ook herkende Dobzhansky het belang van recombinatie van de genen voor het succes van nieuwe soorten.
De paleontholoog George G. Simpson leidde uit het fossielenbestand af dat evolutie gradueel en niet abrupt verloopt.
Het boek van de evolutiebioloog Julian Huxleys, Evolution, the modern synthesis uit 1942, was de voltooiing van de wetenschappelijke revolutie die in de 16e eeuw was begonnen. Deze moderne synthese van de wetenschappen was het begin van een nieuw wereldbeeld, waarin de ontdekkingen over de kosmos, de geologie en het leven lieten zien dat het universum op eigen kracht kon ontwikkelen, zonder ingrijpen van een een schepper met onverklaarde machten.
Om te begrijpen dat de complexiteit en gevarieerdheid van het leven door evolutie tot stand kwam in plaats van dat ze waren ontworpen, moest het hele wereldbeeld op de schop. De geologie gaf inzicht in langdurige processen als erosie, platentektoniek, gebergtevorming, het uiteendrijven en samenkomen van landmassa's, het vloeibare binnenste van de aarde en de gestolde aardkorst, vulkanische uitbarstingen etc., die leidden tot de geleidelijke vorming van de aarde zoals deze er nu uitziet. De aarde en de kosmos ontstonden door natuurlijke processen in een tijdsbestek van miljoenen en zelfs miljarden jaren.
De evolutieleer kon pas worden bedacht toen men 1) zich ervan bewust werd dat de wereld te verklaren is via natuurlijke processen, en dat hierbij geen god of bovennatuurlijke macht nodig is, en 2) afstand deed van het geloof in een schepper, maar in plaats hiervan naar verklaringen ging zoeken die zijn gegrond op eigen waarneming.
Eerder was men niet in staat bepaalde natuurlijke processen waar te nemen omdat een onverklaarde schepper als antwoord bevredigend werd gevonden. Pas toen men zich na een langdurige opstapeling van kennis over de natuur van deze twee zaken bewust was geworden, was een nieuwe kijk op de wereld mogelijk, en kon de wetenschappelijke revolutie zoals die werd beschreven door Thomas Kuhn plaatsvinden.
Dit artikel is geïnspireerd op het eerste hoofdstuk van het boek Evolutionair denken: de invloed van Darwin op ons wereldbeeld van Chris Buskes. Hij schreef het voor zijn studenten als introductie tot de evolutieleer. Het boek gaat over de geschiedenis van de evolutietheorie, de mythes erover, gevaarlijke interpretaties als sociaal darwinisme en de eugenetica en de beperkingen van het biologisch determinisme, en de invloed ervan op het denken binnen onze cultuur.
In dit artikel gebruikte en aanvullende links:
- Interview met Chris Buskes naar aanleiding van zijn boek, op klara.be
- The origin of Species, Charles Darwin.
- William Paley: Natural Theology
- The Student's Elements of Geology (English), Charles Lyell
- Principles of Geology van Charles Lyell, pdf
- Malthus, essay on the principle of population
- The Blind Watchmaker, film van Richard Dawkins
- Archaeopteryx. De archeopteryx: fossiel, gevonden in 1861.
- Genetics and the Origin of Species (NAS Colloquium): From Darwin to Molecular Biology 60 Years After Dobzhansky (1997)
- Ernst Mayr
- Geschiedenis van de evolutietheorie, Encarta.
- Audiologieboek.nl: De vroege ontwikkeling van het gehoor- en evenwichtsorgaan (Kapteyn)
- Artikel van Bart Klink: tijdens de embryonale ontwikkeling groeit er tijdelijk een staart, die later weer verdwijnt.
- Atavistische kenmerken
- Ontwikkeling van het embryo
- De oude aarde, op nadarwin.nl
- Geslacht en erfelijkheid. De erfelijkheidsleer van Mendel.
Stephenjaygould.org: library
- The modern synthesis : diverse artikelen van schrijvers die hebben bijgedragen aan een beter begrip van de evolutie.
- Blinde vlek in Planeten Paultjes rechteroog.
- Ernst Haeckel bij talkorigin.org
- Geslacht en erfelijkheid
- Vinken op de Galápagos-eilanden
- Boekrecensie in Trouw
- Fossielen en sedimenten op fossiel.net
- Zwemmende dinosaurus bij Geonieuws
- Wikipedia: rudimentaire organen
- Wikipedia: Darwin's finches
- En voor het leuk: De evolutie van worm tot mens
Auteur: Els Geuzebroek
Dit artikel is 9416 keer gelezen.