Creationistische retoriek onder de loep
29 01 09 - 01:12 - Categorie: wetenschap
12th Foundational Falsehood of Creationism. Creationistische methode onder de loep.
De evolutieleer verklaart het bestaan van de soorten vanuit de werking van de natuur zelf; volgens creationistische opvattingen wordt de evolutie gestuurd door een onzichtbare hand. De evolutieleer baseert zich daarbij op tastbare biologische feiten en fossiele vondsten, terwijl theorieën die stellen dat de hand van god schuilt in het bestaan van het leven het volledig moeten doen met retorische argumenten. Dit zijn bewijzen die hun kracht ontlenen aan de welsprekendheid van de brenger van de boodschap, zonder hiervoor tastbaar bewijs te leveren.
Atheist's Nightmare. Bewijzen voor evolutie worden ontkend.
Daartegenover wordt gesuggereerd dat er vele wetenschappelijke bewijzen zijn voor goddelijk ingrijpen in de evolutie. Het eerste voorbeeld voor dit type III-argument is al meteen de wetenschappelijke status van twee deelnemers in de uitzending, Cees Dekker en van Zoutewelle, die als argument op zich fungeert voor wie wetenschappelijke bewijs voor god wil suggereren. Dit argument wordt ontkracht door de constatering dat deze wetenschappers weliswaar op de hoogte zijn van allerlei wetenschappelijke feiten, maar precies daar waar goddelijke invloed zou moeten worden aangetoond ontbreekt nu juist het wetenschappelijke bewijs en het wetenschappelijk denken. De wetenschap van de creationisten en catastrofisten gaat over de oude god van de gaten. Wetenschappers van deze orde zijn dan ook altijd op zoek naar de gaten in de wetenschap.
Onwaarneembare kracht
Zoutewelle neemt afstand van vele niet ter discussie staande wetenschappelijke ontdekkingen ten gunste van het catastrofisme en steekt zijn licht over de evolutionaire stand van zaken op in creationistische kringen. Volgens hem is de wereld niet alleen ontstaan door zichtbare krachten; ook onzichtbare krachten hebben een rol gespeeld.
Commentaar
Hoewel voor de evolutie voortdurend tastbare feiten als bewijs worden aangedragen, is voor goddelijke inmenging nog geen enkel tastbaar bewijs gevonden. Dat kan ook uit de aard van de zaak niet, want zoals Tom Zoutewelle zegt: het gaat juist om die 'onzichtbare invloed' waar god hem zit, de 'onzichtbare fenomenen'. Nou is 'onzichtbare kracht' een retorische drogreden die als een worst voor onze neus wordt gehangen maar waar we nooit bijkunnen. Een typisch type I-bewijs dus. Iets is onwaarneembaar of het is een fenomeen: de woorden sluiten elkaar uit en spreken elkaar tegen.
Natuurlijk kun je tegenwerpen dat die kracht er toch wel kan zijn, maar dat wij mensen niet zijn toegerust om hem te kunnen waarnemen. Maar dat is weer te weerleggen omdat we zo'n onwaarneembare kracht helemaal niet nodig hebben voor de evolutietheorie. De waarneembare werkelijkheid is voldoende. Het argument dat de onzichtbare kracht zijn werking heeft in die gebieden die de wetenschap 'niet kan verklaren' betreft de bekende 'god van de gaten'.
Een kracht of invloed die niet zichtbaar is, is er gewoon niet. Wetenschappelijk uitgedrukt zou je kunnen zeggen dat de invloed van god oneindig klein is, en dat is dus verwaarloosbaar.
Toch heeft deze oneindig kleine macht een omgekeerd evenredige grote overtuigingskracht op de creationist. Hoe onzichtbaarder god is, hoe meer dat een bewijs is voor zo'n grootsheid, lijkt het. Als je hem nergens ziet, moet het wel een zeer bijzondere kracht zijn, heel anders dan alle krachten die wij kennen. Zo wordt afstand gedaan van de noodzaak van bewijsvoering voor een goddelijk aandeel in de werkelijkheid.
Terwijl een wetenschappelijke theorie aan de kant wordt gezet omdat foute ideeën zorgvuldig worden geëlimineerd en nieuwe ontdekkingen die de theorie kunnen verbeteren worden toegelaten, wordt een theorie superieur geacht die feitelijke bewijskracht afwijst vanwege het grenzeloze vertrouwen in het niet-waarneembare en dus in wetenschappelijk opzicht niet-bestaande.
Het verbeteren van een theorie is geen argument tégen die theorie.
De evolutieleer zal volgens Zoutewelle binnen aanzienbare tijd als de grootste wetenschappelijke dwaling worden beschouwd, op grond van de vele veranderingen en ontwikkelingen die hebben plaatsgevonden sinds Darwins boek het daglicht zag. De evolutietheorie is in tegenstelling wat niet-wetenschappers volgens Zoutewelle denken helemaal geen afgeronde theorie.
CommentaarSporen van een aapachtige herkomst
Het diskwalificeren van het wetenschappelijk gehalte van de evolutietheorie is standaard type II-retoriek. Verandering en ontwikkeling zijn natuurlijk geen argumenten tégen evolutie, maar een gevolg van voortschrijdend inzicht. In de loop van anderhalve eeuw werd het inzicht in evolutie steeds groter door voortdurend onderzoek, nieuwe wetenschappelijke ontdekkingen, steeds meer fossiele vondsten die laten zien hoe evolutie naar andere soorten plaatsvond etc. Hoewel er geen complete afstammingslijnen zijn in te vullen van de vroegste levensvormen tot een van de huidige in leven zijnde soorten, zijn er wel degelijk tussenstadia gevonden die laten zien dat ontwikkeling heeft plaatsgevonden van lichaamsdelen, bijvoorbeeld van vissevin naar voeten en ledematen. Een voorbeeld is de acanthostega, een amfibieachtige vis, die 360 miljoen jaar geleden in het devoon langzaam op weg waren van het water naar het land te trekken. De acanthostega was in vele opzichten nog een vis. Hij had bijvoorbeeld nog geen longen en ademde met kieuwen. Maar de vinnen hadden de vorm van poten met voeten gekregen, niet sterk genoeg om mee te lopen, maar wel wel om zich voort te bewegen in de modder, misschien in water dat te ondiep was om te zwemmen. Een andere 'vis met poten', waarover in 2006 werd gepubliceerd, is de tiktaalik. Ook deze leefde in het devoon. Dergelijke vondsten uit het devoon laten zien dat de poten eerst in het water ontstonden, en later op het land een toepassing vonden toen ze sterk genoeg werden om op te kunnen lopen.
Van boven naar beneden: ventastega, acanthostega en tiktaalik: overgang van vinnen naar poten in het late devoon, ca. 360 miljoen jaar geleden.
Embryologisch onderzoek laat zien dat aan de ontwikkeling van de voet een structuur vooraf gaat die voorkomt in de vinnen van straalvinnige vissen.
Hoewel vele anti-evolutionisten blijven volhouden dat er nooit een missing link is gevonden, zijn er dus ontelbare tussenvormen gevonden, die laten zien dat er een weg in de evolutie van lichaamsdelen waarneembaar is. Natuurlijk brengt iedere tussenvorm weer twee nieuwe open plaatsen met zich mee, eentje voor en eentje na de ontdekte tussenvorm, zodat elke nieuwe ontdekking eigenlijk leidt tot méer gaten om de creationisten gerust te stellen. Elke ontdekte schakel betekent voor de creationist twee gaten erbij waar god kan worden opgeslagen.
Gerobatrachus hottoni, gemeenschappelijke voorouder van kikkers en salamanders, leefde in het perm.
Waar evolutie toe in staat is, is het beste te demonstreren aan de hand van de soorten dieren en planten die met de hulp van menselijke selectie zelf zijn ontwikkeld tot eetbare gewassen en gedomesticeerde dieren. Darwin, die zelf paarden fokte, kwam hierdoor op het revolutionaire idee van de natuurlijke selectie. Het darwinisme verklaart het ontstaan van de soorten door het mechanisme van natuurlijke selectie op de altijd aanwezige variatie binnen een populatie van een soort. Ouders geven hun bijzondere kenmerken door aan het nageslacht. Aanpassing aan omgevingsfactoren vindt plaats als een kenmerk het aantal nakomelingen begunstigt ten opzichte van anderen, zodat dit kenmerk zich op den duur door de hele populatie verspreidt.
Wetenschappelijke kennis wordt niet geopenbaard
Wetenschappelijke vooruitgang voorstellen als een bewijs van zwakte omdat het verbetering en verandering inhoudt is een elementair voorbeeld van een type II-bewijs: het bagatelliseren en ontkennen van wetenschappelijke feiten.
Bekijk hier de complete elementenlijst van het Discovery Institute: satirisch voorbeeld van type II-argumentatie.
Wetenschappelijke kennis komt niet zoals goddelijke openbaringen als een kant en klaar, onaantastbaar pakketje uit de hemel vallen. Van goddelijke openbaringen wordt aangenomen dat ze onfeilbaar zijn, wat het erkennen van fouten hindert. Een beroep doen op de onfeilbaarheid van god is natuurlijk een type I-argument: je kan er het woordje 'niks' voor in de plaats zetten. In essentie is het probleem dat sommigen er moeite mee hebben in te zien dat de heilige boeken aan de menselijke geest zijn ontsproten en door mensenhanden zijn geschreven, waardoor ze leiden aan menselijke beperkingen. Door de ongefundeerde bijbelse beweringen als onfeilbaar te beschouwen kunnen ze niet van hun elementairste fouten worden ontdaan. Liever proberen aanhangers van openbaringen de hele natuur door retorische salto's aan te passen aan de vermeende openbaring dan te zeggen dat het geopenbaarde niet helemaal aansluit bij wat we met eigen ogen waarnemen, dus dat er iets niet aan klopt.
Nieuwe vondsten worden aan de theorie getoetst, en als ze erin passen is de theorie nog eens bevestigd; passen ze niet, dan moet misschien de theorie worden aangepast of zelfs verworpen. Maar tot nu toe is, ondanks de vele ontdekkingen en vergissingen, nog nooit het concept van evolutie zelf op losse schroeven kwam te staan. Het spreekt vanzelf dat er op basis van de beperkte aantallen vondsten tot nu toe af en toe fouten worden gemaakt. Maar doordat fouten worden hersteld, wordt het inzicht alleen maar groter. In tegenstelling tot de grote hoeveelheid bewijzen voor evolutie is er nooit een tastbaar bewijs ter ondersteuning van de herhaalde scheppingen van de catastrofetheorie aangedragen.
Wetenschap is geen heilige waarheid
Wetenschap is ook geen 'heilige waarheid', waar iedereen zich aan moet onderwerpen alsof het onaantastbare dogma's betreft. Wetenschappelijke theorieën nodigen altijd uit tot falsificatie, en moeten zelfs falsifieerbaar worden opgesteld, zoals Zoutewelle toch wel zal weten. Het is dus niet verbazend dat een revolutionaire theorie die een eeuwenoud religieus scheppingsverhaal tegenspreekt dankzij het doen van waarnemingen niet onmiddellijk een onfeilbaar alternatief op tafel legt.
Bovendien is het verhaal over evolutie veel complexer en kleurrijker dan de enkele, vage beweringen uit de heilige boeken. Dit is mooi te zien in de documentaire De onzichtbare horlogemaker van Richard Dawkins, een film die iedereen in het darwinjaar zou moeten bekijken. Evolutie is een simpele, begrijpelijke verklaring voor het leven en het onstaan van soorten, die veel meer voor de hand ligt en aanvaardbaarder is dan het idee dat een onzichtbare god het leven op onverklaarbare wijze schiep. Natuurlijk, bepaalde dingen zijn voor ons onverklaarbaar, maar om hier vlug god in proberen te voeren is simpelweg de god van de gaten, de god die steeds verder naar de achtergrond verschuift naarmate meer vragen worden beantwoord; een typisch type I-bewijs dat ongedefinieerd blijft en alleen uit woorden bestaat. Het is de god wiens naam betekent: 'ik weet het gewoon niet'. Onbeantwoorde vragen kun je dan ook beter beantwoorden door te zeggen 'ik weet het niet', in plaats van opgelucht danwel triomfantelijk te roepen: 'en dat deed nou god!'
Hoe werkt evolutie? Bekijk de documentaire De blinde horlogemaker van Richard Dawkins.
Tom Zoutewelle vindt de suggestie dat de mens via selectie en mutatie of door 'toeval' is ontstaan wetenschappelijk onzinnig. Op de vraag naar een wetenschappelijk alternatief wijst hij op de sporen van ontwerp, die als bewijs dienen voor goddelijke interventie. Een voorbeeld van zulke sporen is dat er indicaties zijn dat er voor de biochemische basis van het leven vormen van ontwerp nodig zijn.
commentaarTom Zoutewelle: ik laat me niet uit over de aard van de ontwerper...
Vormen van ontwerp: een schoolvoorbeeld van een retorisch type I-argument. Net als 'god' staan de 'vormen van ontwerp' nergens voor, en worden ze 'per definitie' niet verklaard.
DNA-ligase: complexe biochemische basis voor het leven niet mystificeren maar verklaren.
De 'sporen van ontwerp' zijn type III-bewijzen: het woord 'sporen' suggereert dat het gaat om waarnemingen met bewijskracht voor een ontwerper. Maar het gaat gewoon om waarneembare fenomenen waarvan het bestaan door niemand wordt ontkend. Het argument is te herleiden tot het aloude: 'De schepper bestaat, want zie, zijn schepping, de aarde, bestaat'. De retorische kracht zit erin dat de tastbaarheid van het verschijnsel moet afstralen op de ontwerper. Maar de ontwerper is en blijft een retorisch hol vat. Complexe systemen fungeren niet als bewijs voor een ontwerper. Het betreft gewoon zaken die verklaard moeten worden. Welke elementen van die chemische basis wijzen op een ontwerp, en wat zijn er voor bewijzen dat hier werkelijk een ontwerper moet hebben gesleuteld? Hoe de verwijzing naar de biochemische basis van het leven een wetenschappelijk alternatief is, wordt uit het gesprek verder niet duidelijk. Ook op de website waar Zoutewelle aan verbonden is, creaton.nl, is geen exactere beschrijving te vinden van wat hier bedoeld wordt, en waarom 'de biochemische basis' een 'spoor van ontwerp' is dat als bewijs kan dienen voor het bestaan van een ontwerper.
Vormen van ontwerp of sporen van ontwerp zijn geen concrete feiten, en het zijn zeker geen wetenschappelijke bewijzen voor het bestaan van een god. Sporen van een aapachtige herkomst zijn overvloediger aanwijsbaar, en zijn ook veel bewijsbaarder.
De moderne mens heeft veel lichamelijke gebreken die je vanuit het idee van een intelligente ontwerper ontwerpfouten zou willen noemen. In feite zijn dat vaak sporen die verwijzen naar onze herkomst van aapachtige wezens.
Voor de opkomst van de moderne tandheelkunde was het doorkomen van de verstandskies een belangrijke doodsoorzaak. Gezicht en kaken van de moderne mens werden korter dan die van onze voorouders, terwijl ons gebit nog de kenmerken had van onze voorouders met een langere snuit. Nog altijd probeert hetzelfde aantal kiezen zich in te passen in een hiervoor te klein geworden kaak, en velen onder ons zijn geconfronteerd met de misère die dit met zich meebrengt.
Doordat het gezicht van mensen korter werd, past de verstandskies niet goed in onze kaken.
Een lange snuit is het kenmerk van een aapachtige, en niet van een mens. Een sleutelende ontwerper had iets aan het kaakprobleem gedaan.
Het wijzigen van de gezichtsvorm brengt ook een andere positie van het strottenhoofd met zich mee, waardoor wij een flexibele stem hebben en ons spraakvermogen ontwikkelden. Maar een nadeel van die verschuiving is dat we ons makkelijk kunnen verslikken.
De oudste gevonden primaten dateren van zo'n zestig miljoen jaar terug, uit de periode die we Krijt noemen. Deze leefden in de bomen. In latere periodes ontstonden nieuwe soorten. Soorten als de orang oetan en de ramapithecus, die ca. 10 miljoen jaar geleden verschenen, zijn verwant met de moderne mensapen. Er zit geen logica in een scheppingstheorie die inhoudt dat er regelmatig catastrofes en herscheppingen hebben plaatsgehad om nieuwe soorten te implementeren die zo goed in een continue lijn zijn te plaatsen dat ze ook met evolutie te verklaren zijn.
Andere voorbeelden zijn atavistische kenmerken als het bezit van een staart of een sterk behaarde huid of rudimentaire organen als ons stuitbeen, en de staart die we tijdens onze embryonale fase ontwikkelen, die gelukkig weer verdwijnt. Walvissen en dolfijnen hebben rudimentaire achterpoten, een herinnering aan een leven als landzoogdier. De vroegste voorouders van de walvis, zoals de pakicetus en de ambulocetus ('wandelende walvis') hadden nog zwakke poten, maar ze leefden in het water. Bij deze dieren ontwikkelen de achterpoten zich net als bij ons de staart nog altijd tijdens de embryonale fase, maar voor de geboorte zijn ze alweer teruggetrokken. Aan het skelet zijn ze echter nog wel aanwezig. Paleontologisch onderzoek laat zien dat walvissen afstammen van evenhoevige dieren. Ze zijn naaste familie van het nijlpaard. Het skelet van de voorvínnen van de walvis laat zien hoe binnen de huid een handachtige ledemaat met vijf vingers schuilgaat, een herinnering aan vroegere voorouders. Waarom zou een god de moeite nemen van een herschepping waarbij een structuur intact wordt gelaten die hoort bij een andere omgeving, compleet met behoud van ongebruikte gewrichten?
Handachtig skelet van de Walvisvin.
Natuurlijk is het mogelijk dat god de bouwstenen van oudere modellen niet weggooide maar hergebruikte in nieuwe systemen voor modernere functies, zonder acht te slaan op de problemen die ontstaan als verouderde onderdelen lukraak worden hergebruikt in plaats van ze te perfectioneren volgens de eisen van de nieuwe markt. Maar dan doet god eigenlijk niet veel bijzonders extra dat niet ook gewoon verklaard kan worden door evolutie. Aangezien god volledig onzichtbaar is, krijgt volgens het scheermes van Ockham natuurlijke selectie de voorkeur. Dergelijke feiten wijzen op een aapachtige herkomst, en niet op een schepper die bij tijden een nieuwe schepping neerzet.
commentaarZoutewelle: ...maar ik heb zelf de overtuiging dat wetenschappelijk is vast te stellen dat het gaat om een ontwerp.
Dat is dan ook een zuiver, 100 % type I-argument. Een ongedefinieerd woord zonder enige betekenis, een retorisch hol vat. Ontwerper, god, 'iets', hogere macht, onwaarneembare kracht, al dit soort woorden betekenen niets, en stralen hun betekenisloosheid af op ieder tastbaar begrip waaraan ze worden gekoppeld.
De schepping van Adam, naar Michelangelo. Over de aard van de ontwerper kan slechts worden gespeculeerd.
Wie een wetenschap promoot waarin een schepper ingrijpt in het leven, zal als eerste een theorie moeten ontwikkelen over zo'n schepper. Als precies dat wordt nagelaten, is er geen sprake van wetenschap, maar van geloof.
commentaarZoutewelle: Het is een misvatting dat de mens van de aap afstamt. Er is nog geen enkel duidelijk beeld van wat de status is van de paleonthologische vondsten, dus de botten die in de verschillende aardlagen zijn gevonden. De oudste tot nu toe gevonden homoniden, zo'n zes miljoen jaar oud, zijn meteen de menselijkste fossielen, en er is geen enkel zicht op hoe deze ontwikkeling heeft plaatsgevonden.
De overtuiging dat iets wetenschappelijk is vast te stellen is van hetzelfde kaliber als het onwaarneembare fenomeen. 'Overtuiging' is hier gelijk aan 'geloof', terwijl er in de praktijk helemaal niets wetenschappelijk wordt vastgesteld. Retorisch gezien lift de volledig onfeitelijke 'overtuiging' mee op de suggestie van het betrouwbare 'wetenschappelijke vaststellen'. Type III dus: door een retorische truc wordt wetenschappelijk bewijs gesuggereerd, maar het wordt niet geleverd.
CommentaarZoutewelle: Catastrofisme heeft niets te maken met de 'theorie van de jonge aarde', die zegt dat god de wereld een paar duizend jaar geleden heeft geschapen. Zoutewelle is om die reden geïrriteerd door het label creationist. Hij gaat wel degelijk uit van een hoge ouderdom van de aarde, maar de mens verscheen volgens Zoutewelle zo'n tienduizend tot twintigduizend jaar geleden op het toneel, en wel als aparte schepping van god.
Een hard type II-argument: de wetenschappelijke en bewijskrachtige status van het paleonthologisch bewijs ontkennen. Het is niet zo duidelijk wat Zoutewelle bedoel met 'menselijkste fossielen', en ook de website van creaton.nl geeft geen wezenlijke informatie hierover. Maar zes miljoen jaar geleden leefden er geen moderne mensen op aarde. Rond die tijd leefde de laatste gemeenschappelijke voorouder van mens en chimpansee. Van veel vondsten uit die periode is er geen eenduidigheid of de fossielen van een vroege hominide waren of van een voorouder van de chimpansee. Bekend is de schedel die gevonden is in Tsjaad, die de naam Toumai heeft gekregen. De schedel vertoont een aantal hominide kenmerken. Zo is het gezicht plat, in tegenstelling tot de langere snuit van de apen. De ruggengraat is op dezelfde manier aan de schedel gehecht als bij hominiden, wat erop kan wijzen dat Toumai rechtop liep en tweebenig was. Zijn herseninhoud van 300 cc is zo groot als die van hedendaagse chimpansees. Toumai heeft kenmerken die doen denken aan een hominide en andere die doen denken aan een chimpansee-achtige. Deze onduidelijkheid is juist wat je volgens de evolutieleer zou verwachten als je uitgaat van een ontwikkelingslijn die zich ergens opsplitst. Duidelijker in te delen hominiden dateren van een latere tijd.
Toumai, ca. zes miljoen jaar oude hominide, of misschien nog geen hominide.
CommentaarZoutewelle: Aardlagen en fossielen spelen een rol in de bewijsvoering voor de ouderdom van het leven. Dit wordt ook niet tegengesproken door de bijbel, als je althans de juiste vertaling hanteert. Het woord voor hemel is bijvoorbeeld ook te vertalen als 'heelal'.
Type III, althans, voor zover het wordt aangestipt. Er lijkt iets te worden gesuggereerd over wetenschappelijk bewijs voor zo'n jonge leeftijd van de mens, maar er wordt verder niet op in gegaan. Zoutewelle zegt nog wel iets over het belang van fossielen in bepaalde aardlagen, maar hierover wordt niet doorgevraagd. Een zoektocht op het internet naar de theorie van Zoutewelle op dit punt leverde niets op, en ook op creaton.nl werd de theorie niet uiteengezet. Het zou wel leuk zijn als hier een paar wetenschappelijke argumenten voor werden geleverd, maar het bleef bij een ongestaafde bewering. Op de website van creaton.nl is weinig te vinden over hoe het scheppingsproces in samenhang met catastrofes heeft plaatsgehad. En meer is er waarschijnlijk ook niet te verwachten.
CommentaarIn den beginne schiep god de aarde en het leven: de aarde is er, en dan schept god het leven, zegt Zoutewelle. Op de vraag hoe hij dit dan wetenschappelijk bewijst antwoordt hij dat hij de aardlagen heeft bestudeerd om de juistheid van de catastrofetheorie aan te kunnen tonen. Sinds de jaren '80 is deze theorie herontdekt. Aardlagen zouden zijn afgezet door snelle, schokkende processen (catastrofes). Dit inzicht heeft inmiddels breeduit postgevat in de geologie, aldus Zoutewelle.
Het woord voor hemel vertalen als 'heelal' is een mooi voorbeeld van een retorische salto om de realiteit aan te passen aan het onfeilbaar geachte boek. Een verhuld type III-argument dus, want deze poging dient om te bewijzen dat wat er in de bijbel staat vooruit liep op moderne wetenschappelijke kennis.
Illustratie van het schijnbare firmament van hemelse sferen met vaste sterren, uit Le livre du Ciel et du Monde, 1377, Nicole Oresme
Het probleem is dat het woord voor hemel (shamayim) zich niet laat vertalen als heelal omdat de schrijvers van de bijbel nog niet bekend waren met het heelal. Om te beginnen staat er dat god een raqiya schiep, wat wordt vertaald als 'uitspansel', 'firmament' of 'hemelgewelf'. Het gaat duidelijk om een ruimte die wordt 'uitgestrekt' boven de aarde. Bovendien wordt er gesproken van 'gescheiden wateren', waarbij een deel van het water 'onder het gewelf' wordt geplaatst, en een deel 'erboven'. Verder werden er 'lichten geplaatst aan het hemelgewelf', een duidelijke indicatie dat het hier niet gaat om een heelal waarin de aarde mede plaatsheeft, maar van een lokatie die zich boven de aarde bevindt.
Uit de bijbelse tekst weerklinkt het geocentrisch wereldbeeld, waarbij de hemelen met de hemellichamen van oost naar west rond de aarde draaiden. Dat is een gevolg van optisch bedrog door een oppervlakkige waarnemer die vanaf de aarde naar de hemel kijkt. Een 'hemel' was een niveau rond of boven de aarde waarin een bepaalde groep hemellichamen met een eigen specifieke snelheid draaide. Wil je hier een andere vertaling van maken om aan de moderne inzichten tegemoet te komen, dan zeg je in feite dat de mensen die leefden in de tijd dat de bijbelse verhalen werden opgetekend zelf geen inzicht hadden in wat ze opschreven, en dat de moderne wetenschappelijke methode er aan te pas moet komen om de oude heilige teksten in hun goddelijke grootsheid te kunnen doorgronden.
In de wetenschap zou zulk vaag taalgebruik niet worden getolereerd. Woorden die zich moeiteloos kunnen aanpassen aan elke gewenste situatie zijn niet geschikt voor feitelijke, ondubbelzinnige uitspraken.
CommentaarZoutewelle geeft als reden dat je er niet meer over hoort dat het een uitdaging is om in de wetenschap een standpunt in te nemen, die voor anderen misschien te groot is. Je hebt er wel moed voor nodig: "Wij mensen die uitgaan van een schepping zijn in de wetenschap veruit in de minderheid." De catastrofisten vormen een minderheid binnen de wetenschap, maar dat wil nog niet zeggen dat ze het bij het verkeerde eind hebben.
Een helder type III-argument. Zo zegt Zoutewelle dat hij de aardlagen heeft bestudeerd, wat hem wetenschappelijk gezag moet verschaffen. Volgens het systeem van drogredenen doet hij hier een beroep op autoriteit, zonder dat hij het nodige bewijs hoeft te leveren. Zoutewelle beantwoordt de vraag naar het bewijs dan ook helemaal niets. Hij zegt slechts dat de inzichten van de catastrofetheorie breeduit hebben postgevat in de geologie. Maar het enige waar de geologen het over eens zijn is dat er inderdaad catastrofes hebben plaatsgevonden, en dat die invloed hebben gehad op het aardoppervlak én op de evolutie.Er zijn een aantal grote periodes van massaal uitsterven geweest. De meeste zijn waarschijnlijk veroorzaakt door ijstijden. Het krijt eindigde door de komeetinslag bij Yucatan in Mexico.
Proburnetia. Zoogdierachtig reptiel uit het late perm. Therapsiden waren mogelijk voorouders van de moderne zoogdieren.
Na een ramp plantten de overgebleven soorten zich voort, en ontwikkelden na verloop van tijd een grote diversiteit aan nieuwe levensvormen. Door het grote uitsterven kregen ze de ruimte om de omgeving te bezetten. Het betrof geen 'herscheppingen'; het ging om levensvormen die al bestonden, maar slechts op kleine schaal, doordat andere dominante levensvormen alle ruimte innamen.
Zoogdierachtige reptielen, therapsiden, kwamen al voor tijdens het perm, en vormden toen de dominante soort op het land. Nadat het perm door een ijstijd was afgesloten, de grootste aanslag op het leven die ooit op aarde heeft plaatsgehad, verdwenen de zoogdieren naar de achtergrond, en nam de heerschappij van de dinosaurussen een aanvang. Intussen evolueerde het leven gewoon door, ook dat van de zoogdieren. Pas 65 miljoen jaar geleden, toen de dinosaurussen met het einde van het krijt uitstierven, waarschijnlijk door komeetinslagen of misschien grootschalige vulkanische uitbarstingen, kregen de zoogdieren weer een kans. Maar al die tijd hebben ze wel bestaan. Nu begonnen de zoogdieren aan hun veelkleurige tijdperk. De eerste primaten, waartoe ook de mensen behoren verschenen al 60 miljoen jaar geleden, of misschien zelfs al tijdens het krijt.
CommentaarCees Dekker vraagt of Zoutewelle van zijn geloof zal vallen als morgen de evolutieleer toch wordt bewezen.
Je hebt natuurlijk moed om in de wetenschap een standpunt in te nemen dat niet door wetenschappelijk erkende feiten wordt ondersteund. Je zal worden afgebrand door je collega's.
Zoutewelle suggereert dat er een wetenschappelijk draagvlak is voor een schepping, maar hij voert ondanks de rechtstreekse vragen van Knevel geen enkel voorbeeld van zo'n wetenschappelijk bewijs op. Type III-bewijs dus.
Creationistische wetenschappers van deze orde stellen het vaak voor alsof ze eenzame verlichten zijn die op hun tijd vooruit lopen en pas later erkenning zullen krijgen. Ze verwijzen graag naar Galilei met zijn minderheidsidee over het heliocentrisch wereldbeeld, of naar de paradigmaverschuiving van Kuhn. Ook Zoutewelle doet dit op creaton.nl.Citaat Zoutewelle: Hoe reageert de wetenschapper op een afwijking? In eerste instantie zal een wetenschapper zijn geloof in het paradigma niet verliezen. Er worden talrijke verfijningen en ad hoc wijzigingen verzonnen om elk open conflict te vermijden. [...]
Er is nog steeds sprake van een algemene acceptatie van het paradigma van de evolutie, maar er zijn talrijke anomalieën en tegenstrijdige versie van het paradigma. De oude garde lijkt niet in staat te zijn om te veranderen, er moet een nieuwe generatie van biologen en paleontologen opstaan om L’histoire se repete, gelet op het navolgende citaat van Darwin aan het einde van ‘On the Origin of Species’: ‘Hoewel ik volledig van de waarheid van de gezichtspunten in dit boek overtuigd ben, verwacht ik absoluut niet ervaren natuurkenners te overtuigen, wier geesten gedurende een lange reeks van jaren en vanuit een diametraal tegenovergesteld gezichtspunt gevuld zijn met een grote hoeveelheid feiten. Maar ik wacht vol vertrouwen op de toekomst, op jonge en opkomende natuurvorsers, die in staat zullen zijn om beide kanten van de zaak onpartijdig te bekijken.’Natuurlijk identificeren de creationistische natuurvorsers zich graag met dit citaat van Darwin. Hier wordt gesuggereerd dat afwijzing de voorbode is van latere erkenning. Ongefundeerde stellingen krijgen het aura van onbegrepen briljant inzicht dat pas door latere generaties zal worden erkend. Verwijzen naar Thomas Kuhn is een type III-argument, omdat er wordt gesuggereerd dat latere generaties evolutionisten zullen toegeven dat de catastrophetheorie de schepping inderdaad wetenschappelijk onderbouwt.
Creationistisch paradigma: de bewijzen
De werkelijkheid is dat mensen zich door het doen van observaties juist begonnen te ontworstelen aan religieuze wereldbeelden, die vroegen om acceptatie van het dogma in plaats van een skeptische geest en eigen onderzoek. De skepsis van de creationisten houdt in dat er juist geen onderzoek wordt gedaan omdat 'de aard van de ontwerper' dit niet toelaat, een contradictie waarmee ze zichzelf buiten de wetenschap plaatsen.
Zoutewelle: Als je aan zo'n studie begint word je natuurlijk geconfronteerd met zaken die anders zijn dan wat je van huis uit via het geloof en de kerk hebt meegekregen. Het zou kunnen dat ik mijn geloof zou verliezen als de evolutietheorie blijkt te kloppen ...
CommentaarZoutewelle: ... maar daar staat tegenover dat ik vind dat wetenschap mij weinig vertelt over zingeving. Daar zit voor mij nog een andere crux. Zingeving wil voor mij zeggen: waarom ben ik hier op aarde.
Integendeel. Dekker en Zoutewelle negeren hier dat de juistheid van de evolutie allang bewezen is, en bedienen zich en passant van een type II-argument. Maar het is duidelijk dat een echte creationist niet aan het twijfelen wordt gebracht door bewijzen van het tegendeel. Het geloof wordt door geen enkel bewijs voor het tegendeel verloren, want anders zou het allang zijn uitgestorven. Het tegenovergestelde vindt plaats: het retorisch draaien wordt geperfectioneerd. Zonder aarzelen bedienen wetenschappers zich van onmogelijke constructies zoals 'onmeetbare krachten' en 'onzichtbare verschijnselen'. Er ontstaat een perfecte blinde vlek voor de realiteit en wat evolutie werkelijk inhoudt. Alles wat twijfel kan veroorzaken wordt feilloos uitgebannen.
CommentaarDat is dus zo'n beetje alles wat er gebeurt in de creationistische argumentatie. Ongedefinieerde ideeën worden door retorische woordspellen voorgesteld als wezenlijke machten, er wordt veel tijd gestoken in het ontkennen, bagatelliseren en negeren van de evolutie, en er wordt gesuggereerd dat er wetenschappelijke bewijzen bestaan voor het creationisme. Wie zich een beetje verdiept in het hoe en wat herkent alle vormen van misleiding direct. Of het veel helpt in een discussie met een creationist is de vraag, omdat feiten niet altijd voldoende lijken te zijn om een zinsbegoocheling door te prikken. Maar het is misschien wel voldoende om mensen die niet bekend zijn met evolutie op het goede spoor te zetten.
Dat is een feit dat niemand kan ontkennen: wetenschappelijke theorieën staan los van zingeving. Drogredeneringsgewijs is dit argument zo non sequitur dat iedereen die gespitst op een wetenschappelijk argument zit te wachten helemaal van slag is. Maar wishful thinking is geen leidraad om grip op de wereld te krijgen, en feel good-verhaaltjes hebben geen functie als bewijs voor wetenschappelijke geldigheid. Zoutewelle weerlegt de gevolgen van een confrontatie met de werkelijkheid door over te springen op gebrek aan zingeving, om zo de betekenis van wetenschap te bagatelliseren. Dat is een mooi voorbeeld van psychologische ontkenning, dus eigenlijk een type II-argument, gedreven door een psychische blokkade voor de werkelijkheid.
Het gebrek aan zingeving is geen argument tegen evolutie, maar maakt de evolutie juist begrijpelijker en concreter.
Auteur: Els Geuzebroek
Dit artikel is 4068 keer gelezen.